Uitspraak
96-104684-18 tegen
Onderzoek van de zaak
6 december 2019.
Vonnis waarvan beroep
Terugwijzing
niet-ontvankelijk te verklaren onjuist is. Hiertoe overweegt het hof als volgt.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 20 juni 2019 was gewezen. De zaak betreft een verzet tegen een strafbeschikking. De verdachte was ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard door de kantonrechter. Het hof oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat de termijn voor het instellen van verzet was ingegaan, omdat uit het dossier blijkt dat de strafbeschikking niet in persoon aan de verdachte is uitgereikt. Ook is er geen andere omstandigheid gebleken waaruit blijkt dat de verdachte op de hoogte was van de strafbeschikking. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat de verdachte het verzet tijdig heeft ingesteld.
Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en wijst de zaak terug naar de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De beslissing van de kantonrechter om het verzet van de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren wordt als onjuist beoordeeld. Het hof benadrukt dat de rechter in eerste aanleg niet op de hoofdzaak heeft beslist en dat de verdachte of diens raadsman niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen. De dagvaarding in hoger beroep is niet in persoon betekend, en er is geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de terechtzitting in hoger beroep. Daarom is terugwijzing naar de kantonrechter noodzakelijk, zodat recht kan worden gedaan met inachtneming van het arrest van het hof.