ECLI:NL:GHAMS:2019:4928

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
18 maart 2020
Zaaknummer
23-002541-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen strafbeschikking en niet-ontvankelijkheid van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 20 juni 2019 was gewezen. De zaak betreft een verzet tegen een strafbeschikking. De verdachte was ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard door de kantonrechter. Het hof oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat de termijn voor het instellen van verzet was ingegaan, omdat uit het dossier blijkt dat de strafbeschikking niet in persoon aan de verdachte is uitgereikt. Ook is er geen andere omstandigheid gebleken waaruit blijkt dat de verdachte op de hoogte was van de strafbeschikking. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat de verdachte het verzet tijdig heeft ingesteld.

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en wijst de zaak terug naar de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De beslissing van de kantonrechter om het verzet van de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren wordt als onjuist beoordeeld. Het hof benadrukt dat de rechter in eerste aanleg niet op de hoofdzaak heeft beslist en dat de verdachte of diens raadsman niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen. De dagvaarding in hoger beroep is niet in persoon betekend, en er is geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de terechtzitting in hoger beroep. Daarom is terugwijzing naar de kantonrechter noodzakelijk, zodat recht kan worden gedaan met inachtneming van het arrest van het hof.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002541-19
datum uitspraak: 6 december 2019
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 20 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer
96-104684-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 december 2019.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Terugwijzing

Het hof is van oordeel dat de beslissing van de kantonrechter om het verzet van de verdachte
niet-ontvankelijk te verklaren onjuist is. Hiertoe overweegt het hof als volgt.
Uit het dossier blijkt niet dat de strafbeschikking in persoon aan de verdachte is uitgereikt. Daarnaast is niet gebleken van een andere omstandigheid waaruit voortvloeit dat de verdachte op de hoogte was van de strafbeschikking. Daarom kan niet worden vastgesteld wanneer de termijn voor het instellen van verzet was ingegaan, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de verdachte het verzet tijdig heeft ingesteld. De kantonrechter heeft de verdachte dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Nu de rechter in eerste aanleg niet op de hoofdzaak heeft beslist, de verdachte of diens raadsman niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, de dagvaarding in hoger beroep niet in persoon is betekend en niet is gebleken van een andere omstandigheid waaruit voortvloeit dat de verdachte op de hoogte was van de terechtzitting in hoger beroep, zal het hof, gelet op het bepaalde in artikel 423, tweede lid, Wetboek van Strafvordering de zaak terugwijzen naar de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep.
Wijst de zaak terug naar de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. H.A. van Eijk en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 december 2019.
Mr. W.M.C. Tilleman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.