ECLI:NL:GHAMS:2019:4941

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2019
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
23-000452-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzetheling van gestolen goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1968, was aangeklaagd voor opzetheling van verschillende goederen, waaronder schoenen, horloges, sieraden, brillen, een rugzak en kledingstukken, die vermoedelijk door misdrijf waren verkregen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte had zich beroepen op zijn zwijgrecht en geen medewerking verleend aan het politieonderzoek. Pas bij de rechter-commissaris verklaarde hij dat hij de goederen had gekocht van een onbekende op de maandagmarkt in de Jordaan, maar deze verklaring werd door het hof als ongeloofwaardig beschouwd. Het hof oordeelde dat de verdachte opzet had bij het verwerven van de goederen, die enkele dagen eerder waren gestolen van een woonboot. Het hof achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van één maand op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor misdrijven op zijn naam staan, wat de beslissing om een vrijheidsbenemende straf op te leggen verder onderbouwde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000452-19
datum uitspraak: 17 oktober 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-741212-18 tegen
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats] 1968, plaats onbekend,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 28 september 2018 tot en met 02 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, één of meer goed(eren), te weten
- ( één of meer paar) schoenen en/of
- één of meer horloge(s) en/of
- één of meer sieraden en/of
- één en of meer bril(len) en/of
- een rugzak en/of - een pet en/of
- één of meer kledingstuk(ken)
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte, ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de opzetheling, nu niet kan worden bewezen dat sprake is van opzet.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de verdachte zijn een rugtas, zonnebrillen en een horloge aangetroffen die enkele dagen eerder zijn gestolen op een woonboot. De verdachte heeft zich tegenover de politie beroepen op zijn zwijgrecht en ook overigens geen medewerking verleend aan het onderzoek door de politie. Pas bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij de goederen voor € 160,00 heeft gekocht bij een niet met naam genoemde “gipsy” op de maandagmarkt in de Jordaan. Het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt dat steun biedt aan deze verklaring en ook overigens is deze verklaring niet verifieerbaar. Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat de verdachte één van de in de rugtas aangetroffen brillen heeft aangewezen als een bril die al van hem was, waaruit het hof begrijpt dat de verdachte beweert dat die bril al langer in zijn bezit was dan de andere goederen. Gelet op het feit dat de aangever ook deze bril heeft herkend als één van de ontvreemde goederen, beschouwt het hof verdachtes verklaring over de aankoop van de goederen ongeloofwaardig en kennelijk gericht op het bemantelen van de waarheid, wat meebrengt dat het hof uitgaat van bij de verdachte bestaand vol opzet op de heling ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van de genoemde goederen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 28 september 2018 tot en met 2 oktober 2018 te Amsterdam, goederen, te weten
- een horloge en
- brillen en
- een rugzak
heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg feit 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf van 1 maand, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich kennelijk uit winstbejag schuldig gemaakt aan opzetheling van een aantal goederen die uit een woonboot waren gestolen. De buitenlandse eigenaar van die goederen, die tijdelijk op de woonboot verbleef, is door deze inbraak, waarbij ook andere goederen zijn gestolen, ernstig gedupeerd. Door de goederen te helen heeft de verdachte indirect van deze diefstal geprofiteerd en bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. Gelet hierop en gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder meermalen voor misdrijven onherroepelijk is veroordeeld, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. H.A. van Eijk en mr. M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Trel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 oktober 2019.
Mr. M. van der Horst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]