ECLI:NL:GHAMS:2019:613
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor invoer van cocaïne op Schiphol met verwerping van verweren
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Colombia en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, was veroordeeld voor de invoer van cocaïne op Schiphol. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 februari 2019 heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 60 maanden geëist, met aftrek van voorarrest. De verdediging voerde aan dat de koffer met drugs door justitie zoek was geraakt, waardoor het onmogelijk was om nader onderzoek te doen. Het hof verwierp dit verweer, omdat het niet voldeed aan de eisen van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een onherstelbaar vormverzuim en dat de stelling van de raadsman ongeloofwaardig was.
Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar voegde enkele overwegingen toe met betrekking tot de strafoplegging. Het hof concludeerde dat het in beslag genomen geldbedrag van USD 1.094,= afkomstig was van de organisatie die de cocaïne had ingevoerd en verklaarde dit bedrag verbeurd. De straf die in eerste aanleg was opgelegd, werd als voldoende rechtvaardig beschouwd, gezien de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof bevestigde derhalve het vonnis waarvan beroep.