4.1.De rechtbank heeft ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep het volgende overwogen (belanghebbende wordt daarbij aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’).
“1. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn is van openbare orde. Dat betekent dat de rechtbank ambtshalve dient toe te zien op naleving van deze termijn en dat de rechter in geval van onverschoonbare overschrijding slechts kan concluderen tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.
2. De termijn voor het instellen van beroep vangt gelet op artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in afwijking van artikel 6:8 van de Awb, aan op de dag na die van dagtekening van de uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van bekendmaking. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen.
3. De dagtekening van de uitspraak op bezwaar is 7 december 2016. Er zijn geen aanwijzingen dat de uitspraak op bezwaar nadien bekendgemaakt is. Dit betekent dat de termijn voor het instellen van beroep is gaan lopen op 8 december 2016 en is geëindigd op 18 januari 2017. Het beroepschrift is pas op 21 februari 2017 en daarmee te laat ingediend.
4. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5. Artikel 6:11 van de Awb ziet op gevallen waarin een belanghebbende redelijkerwijs niet in staat was tegen een besluit tijdig een rechtsmiddel aan te wenden. Eiseres heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat haar zus begin 2016 ernstig ziek is geworden en eind december 2016 is overleden, en dat zij, omdat zij daardoor een aantal weken in het buitenland was, niet tijdig beroep kon indienen. Voor zover eiseres hiermee heeft bedoeld te stellen dat de termijnoverschrijding daarom verschoonbaar is, kan de rechtbank eiseres hierin niet volgen. Het verblijf in het buitenland is een omstandigheid die voor rekening van eiseres moet blijven. Bij afwezigheid voor een langere duur door verblijf in het buitenland ligt het namelijk op haar weg om iemand te vinden die haar fiscale belangen behartigt in haar afwezigheid. Ook de stelling van [gemachtigde] ter zitting dat het niet duidelijk zou zijn geweest voor eiseres op welke auto de naheffingsaanslag betrekking had, wat hier ook verder van zij, kan niet leiden tot de conclusie dat de termijnoverschrijding voor het instellen van beroep verschoonbaar is. Waarbij de rechtbank nog opmerkt dat in de uitspraak op bezwaar een rechtsmiddelverwijzing is opgenomen waarin de beroepstermijn staat vermeld.
6. Gelet op hetgeen hiervoor overwogen is het beroep niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”