ECLI:NL:GHAMS:2019:748

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
23-000045-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na twijfel over betrouwbaarheid fotoconfrontatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van een persoon op 28 augustus 2013 te Amsterdam. De politierechter had eerder een veroordeling uitgesproken, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 januari 2019 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de herkenning van de verdachte door het slachtoffer tijdens een fotoconfrontatie niet betrouwbaar was. De advocaat-generaal was van mening dat de fotoconfrontatie wel bruikbaar was voor het bewijs. Het hof heeft echter geoordeeld dat er ernstige twijfels bestonden over de betrouwbaarheid van de fotoconfrontatie. Het hof constateerde dat er onduidelijkheden waren over de fotoselectie die aan het slachtoffer was getoond, waaronder het feit dat van de verdachte meerdere foto’s waren opgenomen in de selectie. Hierdoor kon niet worden uitgesloten dat de herkenning door het slachtoffer niet betrouwbaar was. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden aan het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000045-17
datum uitspraak: 1 februari 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-177384-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 augustus 2013 te Amsterdam opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], (met kracht) in het gezicht heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat niet kan worden bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Hij heeft daartoe, voor zover hier relevant, aangevoerd dat het proces-verbaal van de meervoudige fotoconfrontatie, waarbij aangeefster [slachtoffer] de verdachte heeft herkend, dient te worden uitgesloten van het bewijs om de volgende redenen:
  • de fotoselectie is niet ter controle aan de verdediging voorgelegd.
  • er bestaat twijfel over het nummer van de foto waarop de verdachte stond in de fotoselectie die aan [slachtoffer] is getoond en dus of [slachtoffer] de verdachte heeft herkend.
  • in de fotoselectie, die uiteindelijk in het hof is gevoegd, zijn van iedere persoon twee foto’s opgenomen maar van de verdachte zijn vier foto’s opgenomen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het resultaat van de meervoudige fotoconfrontatie met [slachtoffer] bruikbaar is voor het bewijs en het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als de politierechter heeft opgelegd.
Het hof overweegt het volgende.
Het verweer treft doel.
De verdachte heeft steeds ontkend het ten laste gelegd feit te hebben gepleegd. Uit het proces-verbaal van de voorbereiding van de fotoconfrontatie (p. 20 e.v.) volgt dat in de oorspronkelijke fotoselectie twaalf tweeluik-foto’s waren opgenomen en dat na een testobservatie twee foto’s uit de selectie zijn verwijderd. Uit het proces-verbaal van de meervoudige fotoconfrontatie (p. 17-18) blijkt dat aan [slachtoffer] een selectie van tien tweeluikfoto’s is getoond. De getoonde fotoselectie is destijds niet bij dit proces-verbaal gevoegd.
De raadsman heeft in hoger beroep verzocht om toevoeging aan het dossier van de bij de meervoudige fotoconfrontatie gebruikte foto’s. Het hof heeft daarop als bijlage bij een proces-verbaal van bevindingen van 26 september 2018 de originele fotoconfrontatie kleurenfoto’s ontvangen en dit in het dossier gevoegd.
Dit proces-verbaal bevat een selectie met veertien tweeluikfoto’s. Uit het proces-verbaal blijkt niet welke twee foto’s hieruit zijn verwijderd en/of welke tien tweeluikfoto’s aan [slachtoffer] zijn getoond.
Daarnaast heeft het hof met instemming van de raadsman en de advocaat-generaal ter terechtzitting waargenomen dat in deze selectie twee verschillende tweeluiken van de verdachte zijn opgenomen. Indien aan de getuige een fotoselectie is getoond waarin van de tien getoonde tweeluiken tweemaal een set van de verdachte is opgenomen en van de anderen telkens slechts 1 tweeluik, kan worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de herkenning door [slachtoffer].
Het hof is van oordeel dat bij de geschetste gang van zaken met betrekking tot de definitieve fotoselectie, die aan [slachtoffer] is getoond, en de onvolkomen verslaglegging daarvan in het dossier, niet kan worden uitgesloten dat van de verdachte 2 tweeluiken zijn getoond aan de aangeefster.
Gelet op het voorgaande zal het hof het bewijsmiddel met het resultaat van de meervoudige fotoconfrontatie niet voor het bewijs gebruiken.
Het dossier bevat voor het overige onvoldoende wettig bewijs om te kunnen vaststellen dat het de verdachte was die [slachtoffer] heeft mishandeld, daarom zal het hof de verdachte vrijspreken.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.380,10. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard aan het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer]
niet-ontvankelijkin de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. H.A. van Eijk en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. N.E.M Keereweer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 februari 2019.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]