ECLI:NL:GHAMS:2019:749

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
23-003182-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging met oog op strafmaatoverweging in het licht van dreigende ISD maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van 25 augustus 2017, waarin hij was veroordeeld voor diefstal. De tenlastelegging betrof het gezamenlijk wegnemen van zes flessen en drie blikken Desperados, alsook een zakje snoep en een potje kauwgom, toebehorende aan een supermarkt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander de diefstal heeft gepleegd op 10 augustus 2017 in Amsterdam.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit vonnis niet de redengevende feiten en omstandigheden bevatte zoals vereist door de wet. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal en heeft de strafbaarheid van het bewezen verklaarde vastgesteld. De verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten, wat in zijn nadeel is gewogen bij de strafoplegging.

De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van drie weken gevorderd, en het hof heeft deze straf opgelegd, waarbij het rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. Het hof heeft echter geen rekening gehouden met de mogelijkheid van een toekomstige ISD-maatregel, omdat het onduidelijk is of en wanneer deze zal worden opgelegd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003182-17
datum uitspraak: 1 februari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-702346-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hoger beroep van de verdachte is, blijkens de akte van hoger beroep van 8 september 2017, niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing tot vrijspraak ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter toegelaten wijziging is aan de verdachte, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zes flessen en/of drie blikken Desperados (bier), in elk geval één of meer flessen en/of blikken Desperados (bier) en/of een zakje snoep (Haribo) en/of een potje kauwgom (Mentos), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf] (filiaal Frederik Hendrikstraat), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat dit vonnis niet de redengevende feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering bevat.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 augustus 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles en drie blikken Desperados (bier) en een zakje snoep (Haribo) en een potje kauwgom (Mentos), toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf] (filiaal Frederik Hendrikstraat).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Ter terechtzitting gevoerd verweer

Het verweer van de raadsman, dat uit de inhoud van het dossier, in het bijzonder de stills van camerabeelden, niet blijkt dat de verdachte de ten laste gelegde winkeldiefstal heeft (mede)gepleegd, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen en dit wordt aldus verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met aftrek van de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot dezelfde straf zal worden veroordeeld.
De raadsman heeft betoogd dat, indien het ten laste gelegde feit bewezen wordt geacht, bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met het feit dat hoogstwaarschijnlijk op korte termijn de ISD maatregel aan de verdachte zal worden opgelegd. De verdachte heeft bovendien voor de onderhavige zaak al in voorarrest gezeten. Een nieuwe veroordeling tot een gevangenisstraf kan de op te leggen ISD maatregel doorkruisen. In dat kader verzoekt de raadsman nog slechts een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen of artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) toe te passen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal, in vereniging gepleegd. Met zijn handelwijze heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van supermarkt [bedrijf]. Dergelijke feiten veroorzaken, naast schade, hinder en overlast.
Wat betreft het verweer om bij de strafmaat al rekening te houden met een mogelijk op te leggen ISD maatregel in een andere strafzaak, overweegt het hof dat op dit moment niet duidelijk is of deze maatregel zal worden opgelegd en zo ja, per wanneer. Het hof wenst bij het bepalen van de op te leggen straf niet vooruit te lopen op een eventuele toekomstige ISD maatregel en het zal daarom geen toepassing geven aan artikel 9a Sr of slechts een voorwaardelijke straf opleggen.
De verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 januari 2019 eerder voor vermogensdelicten, waaronder diefstallen, onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte en is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. W.M.C. Tilleman en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. N.E.M Keereweer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 februari 2019.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]