Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Het is mogelijk dat wij op grond van de WAM of een soortgelijke buitenlandse wet aan een benadeelde schade moeten vergoeden, terwijl deze schade volgens de voorwaarden van het Algemeen Reglement en/of dit reglement (bijvoorbeeld vanwege een uitsluiting) niet verzekerd is. In zulke gevallen hebben wij het recht alle gedane uitkeringen en gemaakte kosten op de aansprakelijke verzekerde te verhalen.’ Artikel 16.1 van het Algemeen Reglement ALG-5 bepaalt voor zover hier relevant: ‘
Van de verzekering zijn uitgesloten alle schaden, kosten of rechten op uitkering veroorzaakt door en/of voortvloeiende uit het opzettelijk en tegen een persoon of zaak gericht wederrechtelijk handelen of nalaten door de verzekeringsnemer.’
3.Beoordeling
Dienaangaande herhaalt het hof dat bewijs kan worden geleverd door alle middelen, dat de rechter vrij is in zijn bewijswaardering en dat het de kantonrechter vrij stond om de getuigenverklaringen op hun bewijskracht te waarderen zonder de getuigen zelf te (doen) horen. Ter beantwoording van de vraag of Univé in het door haar te leveren bewijs is geslaagd, heeft de kantonrechter alle voorhanden bewijsmiddelen betrokken, waaronder de – in processen-verbaal vastgelegde – bevindingen van de politie, de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , de verklaring en aangifte van de fietser en de verklaring van [geïntimeerde] .
met behoorlijke snelheid’wegreed, ‘
naar rechts afweek’, dat ‘
de bestuurder aan de rechterzijde van de weg op de fiets afreed’en ‘
dat de fietser door die eerder genoemde donkere auto geraakt werd’. Zoals ook [geïntimeerde] heeft erkend, heeft [getuige 2] het door hem genoemde feit dat de auto van [geïntimeerde] zich naar rechts bewoog, kunnen waarnemen, waarbij opmerking verdient dat [getuige 2] voorts verklaart dat hij zag dat de auto de fietser vol raakte, alsook hoe [getuige 2] beschrijft wat hij heeft gezien:
‘Ik vond het gewoon schandalig wat er gebeurde. De bestuurder reed bewust op die fietser in. Ik vind dit gewoon poging tot doodslag’. [geïntimeerde] heeft deze door de getuigen beschreven feitelijke toedracht niet voldoende aan de hand van concrete feiten en omstandigheden bestreden. In het licht van de vaststaande feiten dat de fietser door de auto is geraakt en ten val is gekomen en gezien de schade aan de auto bestaande uit een verloren rechterbuitenspiegel en een achterwieldop, heeft [geïntimeerde] onvoldoende toegelicht dat de botsing heeft kunnen plaatsvinden ondanks dat hij voldoende links reed en voldoende afstand heeft gehouden bij het passeren en pas weer naar rechts is gegaan na het passeren van de fietser. Dat [geïntimeerde] naar rechts heeft gestuurd wordt niet voldoende concreet betwist temeer daar [geïntimeerde] zelf bij de toelichting op grief 3 opmerkt dat de fietser geraakt zou kunnen zijn door de beweging naar rechts. De enkele opmerking dat niet valt uit te sluiten dat de fietser mogelijk naar links is afgeweken geldt niet als een voldoende concrete betwisting. Ook de omstandigheid dat er, buiten de verloren rechterbuitenspiegel en een achterwieldop, geen verdere schade aan de auto was, is geen voldoende betwisting van de door de getuigen beschreven feitelijke toedracht. [geïntimeerde] legt onvoldoende uit waarom deze schade niet zou passen bij de door de getuigen beschreven toedracht. Al het voorgaande brengt mee dat als onvoldoende gemotiveerd betwist van die toedracht dient te worden uitgegaan. Bij gebreke van een voldoende gemotiveerde betwisting van de door Univé gestelde feiten en omstandigheden is voor bewijslevering geen plaats.