ECLI:NL:GHAMS:2019:893

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
20 maart 2019
Zaaknummer
200.162.807/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over vergoeding verhuis- en inrichtingskosten in huurzaken

In deze zaak, die een vervolg is op een tussenarrest van 7 november 2017, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep tussen [X] B.V. en Victoria Hotel C.V. De zaak betreft de vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten na beëindiging van een huurovereenkomst. Het hof heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst terecht door de kantonrechter is beëindigd, waarbij het belang van Victoria Hotel bij beëindiging zwaarder weegt dan het belang van [X] bij voortzetting. Tijdens de comparitie is door [X] een verzoek gedaan om vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten, welke kosten door het hof zijn beoordeeld. [X] heeft een bedrag van € 128.207,05 exclusief btw opgevoerd voor ontruiming, verhuizing en inrichting, alsook een goodwillvergoeding van € 150.000,-- voor de overname van een nieuwe vestiging. Het hof heeft echter geoordeeld dat veel van de ingediende offertes niet zijn onderbouwd met facturen, waardoor de werkelijke kosten niet vaststaan. Het hof heeft uiteindelijk een vergoeding van € 10.000,-- voor verhuis- en inrichtingskosten toegewezen, rekening houdend met de lange duur van de huurovereenkomst van 27 jaar. Tevens heeft het hof Victoria Hotel in de gelegenheid gesteld om haar vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst in te trekken, alvorens verder te beslissen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.162.807/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 1415238 / CV EXPL 13-5173
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 maart 2019
inzake
[X] B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. M. Dekker te Purmerend,
tegen
VICTORIA HOTEL C.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.P. van Lochem te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna opnieuw [X] en Victoria Hotel genoemd.
Voor het eerdere verloop van de zaak wordt verwezen naar het tussenarrest van 7 november 2017. In dat tussenarrest is een comparitie bevolen, die op 12 april 2018 heeft plaatsgevonden. Daarna is door [X] een akte, met producties, genomen, waarop Victoria Hotel bij antwoordakte heeft gereageerd. Vervolgens heeft [X] een nadere akte ingediend.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenarrest is het hof tot het oordeel gekomen dat de huurovereenkomst van partijen door de kantonrechter terecht is beëindigd, omdat het belang van [X] bij voortzetting van de huurovereenkomst moet wijken voor het belang van Victoria Hotel bij beëindiging daarvan. Ter comparitie hebben partijen zich uitgelaten over de door [X] gevorderde tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten.
2.2.
[X] heeft vervolgens bij akte de door haar gevorderde vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten onderbouwd met een aantal stukken en een toelichting daarop. Zij voert kosten van ontruiming, verhuizing en inrichting op tot een bedrag van € 128.207,05 exclusief btw. Daarnaast vraagt zij een vergoeding van € 150.000,-- voor door haar betaalde goodwill/overname van haar nieuwe vestiging op de [adres] te Amsterdam. Het hof overweegt hierover als volgt.
2.2.1.
Victoria Hotel heeft in haar reactie terecht gesteld dat het bij de opgevoerde stukken in veel gevallen gaat om (niet voor akkoord getekende) offertes, zodat geenszins vaststaat of de geoffreerde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Nu vast staat dat [X] het gehuurde heeft verlaten en al een nieuwe locatie heeft betrokken, had het ook naar het oordeel van het hof op de weg van [X] gelegen om in plaats van offertes (betaalde) facturen over te leggen. [X] zal mogelijk daadwerkelijk kosten hebben gemaakt voor werkzaamheden als in de betreffende offertes zijn vermeld, doch nu onzeker is of deze offertes zijn aanvaard, kan het hof niet zonder meer uitgaan van de in de onder a, b, c, d, f, g en h in de akte van [X] van 1 mei 2018 genoemde kosten.
2.2.2.
Victoria Hotel heeft gesteld dat een aantal facturen en offertes niet aan [X] doch aan FEBO zijn gericht, zodat niet vaststaat dat [X] zelf de betreffende kosten heeft gedragen. Het hof acht echter voldoende aannemelijk dat ook de aan ‘FEBO [adres]’ gerichte facturen en offertes ten behoeve van [X] zijn gegeven.
2.2.3.
[X] voert in haar akte voorts zonder toelichting kosten op voor werkzaamheden die vele maanden na de door [X] in haar akte onder 5 genoemde datum van intrek (begin maart 2017) zijn gefactureerd (de onder e genoemde factuur van [naam] , die als datum van uitvoering 28 augustus 2017 vermeldt, en de onder i genoemde factuur van [naam] ). Victoria Hotel stelt terecht dat aldus niet goed valt vast te stellen dat dit daadwerkelijk kosten zijn voor verhuizen en inrichten.
2.2.4.
Victoria Hotel heeft nog gesteld dat een aantal van de overgelegde stukken betrekking heeft op verwijdering van zaken uit de vestiging Damrak, zonder dat duidelijk is dat deze verwijderde zaken verhuisd zouden worden naar de nieuwe vestiging aan de Amsteldijk. Het hof ziet hierin geen aanleiding deze kosten volledig buiten beschouwing te laten.
2.2.5.
De door [X] opgevoerde goodwillvergoeding valt niet onder ‘verhuis- en inrichtingskosten’ (HR 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:209) en zal dus niet bij na te melden vergoeding betrokken worden.
2.3.
Het voorgaande brengt het hof, rekening houdend met de lange duur van de huurovereenkomst (27 jaar) en de op grond daarvan redelijkerwijs te verwachten afschrijving, tot toekenning van een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten van € 10.000,--.
2.4.
In verband met het bepaalde in artikel 7:297 lid 2 BW zal het hof, alvorens verder te beslissen, Victoria Hotel als na te melden in de gelegenheid stellen om haar vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst in te trekken.

3.Beslissing

Het hof:
stelt Victoria Hotel in de gelegenheid op de rolzitting van 2 april 2019 haar vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst in te trekken;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, J.C.W. Rang en L.R. van Harinxma thoe Slooten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2019.