ECLI:NL:GHAMS:2020:1368

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
200.259.972/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van appellant in hoger beroep wegens het niet stellen van zekerheid voor proceskosten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de appellant niet-ontvankelijk is verklaard. Dit volgde op een tussenarrest van 25 februari 2020, waarin de appellant werd bevolen om uiterlijk op 24 maart 2020 zekerheid te stellen voor de proceskosten. De appellant, wonend in Iran, heeft echter geen zekerheid gesteld, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep. De advocaat van de geïntimeerde heeft het hof geïnformeerd dat de appellant niet tijdig aan de verplichting heeft voldaan. De appellant heeft verzocht om verlenging van de termijn voor het stellen van zekerheid, maar het hof oordeelde dat hij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij door omstandigheden buiten zijn schuld niet in staat was om de gevraagde zekerheid te stellen. Het hof heeft de kosten van het hoger beroep, inclusief de kosten van het incident, voor rekening van de appellant gesteld. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor een memorie van grieven in het incidenteel appel door de geïntimeerde.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.259.972/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 5127542 CV EXPL 16-17659
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 mei 2020
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] (Iran),
appellant,
advocaat: mr. N.J.F. Snoek te Amstelveen,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.E. van Zijll te Amsterdam.
Partijen worden hierna wederom [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft op 25 februari 2020 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot die datum wordt naar dat arrest verwezen. Bij dat arrest heeft het hof [appellant] bevolen uiterlijk op 24 maart 2020 zekerheid te stellen voor een bedrag van € 2.929,- ter zake van de proceskosten waarin hij in principaal hoger beroep jegens [geïntimeerde] veroordeeld zou kunnen worden, zulks door storting van voormeld bedrag op de derdengeldrekening van de advocaat van [geïntimeerde] .
Ter rolle van 31 maart 2020 heeft [geïntimeerde] zich door het indienen van een H16-formulier uitgelaten over de zekerheidstelling. Volgens [geïntimeerde] heeft [appellant] geen zekerheid gesteld. [geïntimeerde] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellant] in de hoofdzaak, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het incident en de hoofdzaak.
Bij H16-formulier van 3 april 2020 met bijlage heeft [appellant] het hof verzocht om verlenging van de termijn voor het stellen van zekerheid.

2.Beoordeling

2.1
In het hiervoor genoemde tussenarrest heeft het hof bepaald dat [appellant] in de hoofdzaak niet-ontvankelijk zal worden verklaard, indien hij niet tijdig, te weten uiterlijk op 24 maart 2020, de bevolen zekerheid zal hebben gesteld.
2.2
De advocaat van [geïntimeerde] heeft het hof bij het hiervoor genoemde H16-formulier van 31 maart 2020 - dat ook aan de advocaat van [appellant] is gezonden - meegedeeld dat [appellant] niet tijdig zekerheid heeft gesteld.
2.3
De advocaat van [appellant] heeft het hof bij genoemd H16-formulier van 3 april 2020 met aangehechte productie, van welk formulier een afschrift aan de advocaat van [geïntimeerde] is gezonden, verzocht om verlenging van de termijn voor het stellen van zekerheid c.q. om een nieuwe termijn, op grond van diverse omstandigheden aan de zijde van [appellant] . Hierin ligt besloten dat [appellant] erkent dat hij niet tijdig de bevolen zekerheid heeft gesteld. Het bijgevoegde e-mailbericht van [appellant] van 2 april 2020, gericht aan zijn advocaat, houdt in, voor zover van belang:
“Could you please write a letter to the court describing my current situation in Iran, where I can’t travel abroad because of Corona virus and even transfer money as of sanctions against Iran. Please ask the court for some time to sort the problem out (…).”
2.4
Het hof zal [appellant] niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep omdat hij geen zekerheid heeft gesteld. Het hof wil op zichzelf wel aannemen dat het voor [appellant] in de huidige tijd als gevolg van de corona-crisis en de internationale sancties tegen Iran moeilijk zal zijn om de van hem verlangde zekerheid te stellen. Echter, van [appellant] had, gelet op het bij het tussenarrest gegeven rechterlijk bevel, verwacht mogen worden dat hij niet zou hebben volstaan met de zojuist geciteerde, niet nader toegelichte en pas na het verlopen van de door het hof gestelde datum aan zijn advocaat verzonden e-mail, maar dat hij (zoveel mogelijk met bescheiden onderbouwd) zou hebben vermeld welke concrete pogingen hij heeft gedaan om voormelde zekerheid te stellen en waarom dit mislukt is, alsmede, dat hij zou hebben laten weten hoe lang hij uitstel wenste en wat hij concreet zou ondernemen om alsnog die zekerheid te kunnen stellen. Dit alles heeft [appellant] echter niet gedaan. Om die reden acht het hof door [appellant] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij thans als gevolg van niet aan zijn schuld te wijten en/of niet voor zijn risico komende omstandigheden niet in staat is de verlangde zekerheid te stellen. Voor verlenging van de termijn voor het stellen van zekerheid ziet het hof, gezien het voorgaande, geen aanleiding.
2.5
De kosten van het (principaal) hoger beroep, waaronder de kosten van het incident, komen voor rekening van [appellant] . Deze bedragen € 324,- aan verschotten in het (principaal) hoger beroep en € 759,- aan salaris advocaat in het incident.
2.6
Aangezien, zoals in overweging 2.5 van het tussenarrest is overwogen, [geïntimeerde] heeft aangekondigd incidenteel appel te zullen instellen, zal het hof de zaak naar de rol verwijzen voor een memorie van grieven in dat appel.

3.Beslissing

Het hof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 324,- aan verschotten en € 759,- aan salaris advocaat en op € 157,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verwijst de zaak naar de rol van 23 juni 2020 voor een memorie van grieven van [geïntimeerde] in incidenteel appel.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, C. Uriot en E.M. Polak en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2020.