ECLI:NL:GHAMS:2020:178
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkracht van de ouders
In deze zaak betreft het een hoger beroep over de hoogte van de kinderalimentatie die de man aan de vrouw dient te betalen voor hun twee kinderen, [kind A] en [kind B]. De man heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Holland te vernietigen, waarin de rechtbank heeft bepaald dat hij € 443,- per kind per maand moet betalen, met ingang van 8 mei 2017. De vrouw heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de alimentatie te verhogen naar € 506,50 per kind per maand. De man stelt dat hij onvoldoende draagkracht heeft om deze alimentatie te betalen, terwijl de vrouw betoogt dat de man zijn financiële situatie niet correct heeft gepresenteerd.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van beide ouders, de behoefte van de kinderen en de zorgkorting. Het hof heeft vastgesteld dat de gezamenlijke draagkracht van partijen lager is dan de totale behoefte van de kinderen, waardoor een draagkrachtvergelijking niet nodig is. Het hof heeft de ingangsdatum van de kinderbijdrage vastgesteld op 8 mei 2017, zoals door de rechtbank bepaald, en heeft de hoogte van de alimentatie aangepast. De man dient € 675,- per maand te betalen tot 18 oktober 2017 en € 582,- per maand vanaf die datum. Tevens is bepaald dat de vrouw de helft van de teveel ontvangen kinderbijdrage aan de man moet terugbetalen. De beslissing is op 21 januari 2020 in het openbaar uitgesproken.