Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.SANDSTENEN PROJECTEN B.V.,
[X] B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 1bestrijdt [appellante] de vaststelling dat de huurovereenkomst van partijen is neergelegd in een schriftelijk contract en is ingegaan op 1 september 1999 en dat op de eerste verdieping een woning is gelegen. Zij stelt dat haar huurovereenkomst is ingegaan op 1 januari 2000 zonder dat een schriftelijk contract is opgemaakt en dat de eerste verdieping in het verleden in gebruik was als bedrijfsruimte ten behoeve van proeverijen. In reactie op deze grief heeft Sandstenen niet bestreden dat geen schriftelijke huurovereenkomst bestaat, maar wel volgehouden dat zich op de eerste verdieping een woning bevindt. Het hof zal de vaststelling met betrekking tot het schriftelijke huurcontract aanpassen en wat betreft de indeling van het gehuurde, nu daarover geen overeenstemming bestaat, uitgaan van hetgeen de kantonrechter daarover heeft vastgesteld op basis van zijn bevindingen tijdens de descente. Voor het overige zijn de vastgestelde feiten in hoger beroep niet in geschil en dienen zij derhalve ook het hof als uitgangspunt. Aangevuld met andere relevante feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, zijn de vaststaande feiten de volgende.
3.Beoordeling
Grief 2behoeft geen behandeling, omdat die tot (subsidiair) uitgangspunt neemt dat de huurovereenkomst, gedateerd 15 december 1999, die gold tussen de vorige uitbater van [naam winkel] en de rechtsvoorganger van Sandstenen, ook geldt tussen [appellante] en Sandstenen, terwijl partijen het in hoger beroep erover eens zijn dat dat niet het geval is.
grief 3betoogt [appellante] dat de kantonrechter in het tussenvonnis ten onrechte haar bezwaren tegen het rapport van [deskundige ] heeft verworpen, wat ertoe heeft geleid dat de huurprijs op een te hoog niveau is vastgesteld. Meer in het bijzonder is in de toelichting op grief 3 aangevoerd dat [deskundige ] ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het achterstallige verhuurdersonderhoud en met het verschil tussen de onderhoudsverdeling bij de referentieobjecten en die bij het gehuurde. In de inleiding tot de grieven is nog een aantal andere bezwaren tegen het rapport van [deskundige ] opgesomd, die het hof opvat als een extra grief en hierna eveneens (en als eerste) zal beoordelen.
grief 7bepleit [appellante] een verlaging van de huurprijs op grond van de gebreken met 40% met ingang van 2010, althans maart 2012, toen daarover volgens [appellante] aantoonbaar bij Sandstenen is geklaagd
grief 6bestrijdt [appellante] de afwijzing van haar vordering tot vergoeding van de herstelkosten die zij heeft gemaakt in verband met de lekkages. In hoger beroep heeft [appellante] hiervoor, bij wege van eiswijziging, een concreet bedrag gevorderd, zijnde het totaal van de door loodgieter [A] in een brief van 10 december 2014 genoemde facturen.