ECLI:NL:GHAMS:2020:2092
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de aanleg van een dakterras en de toepassing van artikel 5:50 BW
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank de vorderingen van Libra International B.V. gedeeltelijk heeft toegewezen. De zaak betreft de aanleg van een dakterras door Libra, dat zich op een afstand van twee meter van de erfgrens bevindt, met een ondoorzichtig scherm van 1,8 meter hoogte. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de aanleg van het dakterras niet in strijd was met artikel 5:50 BW, dat bescherming biedt tegen uitzicht op een naburig erf. [appellant] is van mening dat de rechtbank ten onrechte de subsidiaire vordering van Libra heeft toegewezen, omdat dit zou leiden tot een aanzienlijke vermindering van het zonlicht op zijn eigen dakterras.
Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld en heeft de grieven van [appellant] en Libra beoordeeld. Het hof oordeelt dat het zicht vanaf het dakterras van Libra op het erf van [appellant] in strijd kan zijn met artikel 5:50 BW. Het hof volgt de rechtbank in haar oordeel dat het dakterras van [appellant] niet gelijkgesteld kan worden met een plat dak, en dat de regels van artikel 5:50 BW voor alle buren gelijkelijk gelden.
Het hof concludeert dat de hinder die [appellant] ondervindt van het dakterras van Libra niet onrechtmatig is, mits het dakterras op de juiste afstand van de erfgrens wordt aangelegd. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover het de subsidiaire vordering van Libra toewijst en verklaart dat de aanleg van het dakterras niet onrechtmatig is, mits aan de voorwaarden wordt voldaan. Het hof wijst de kosten van het geding toe aan [appellant].