ECLI:NL:GHAMS:2020:2138
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot schorsing van de werking van een bestreden beschikking inzake kinderalimentatie en gezag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing van de werking van een eerder uitgesproken beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De man, verzoeker in het incident, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank van 30 oktober 2019, waarin onder andere een kinderalimentatie van € 359,- per maand is vastgesteld. De man verzoekt het hof om de werking van deze beschikking te schorsen totdat er in hoger beroep is beslist. Hij stelt dat zijn financiële situatie is verslechterd door de beëindiging van zijn dienstverband en dat hij niet in staat is de alimentatie te betalen. De vrouw, verweerster in het incident, heeft het verzoek tot schorsing afgewezen en stelt dat de rechtbank wel degelijk rekening heeft gehouden met de verplichtingen van de man jegens zijn andere kind. Het hof overweegt dat het uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende het hoger beroep, uitvoerbaar dient te zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de man onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in een financiële noodtoestand verkeert en dat zijn belang bij schorsing niet zwaarder weegt dan het belang van de vrouw om de veroordeling te executeren. Het hof wijst daarom het verzoek tot schorsing af.