In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van een beroep dat door belanghebbende was ingesteld tegen een beschikking van de invorderingsambtenaar van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. De invorderingsambtenaar had belanghebbende op 3 november 2017 € 7 aan aanmaningskosten in rekening gebracht wegens het niet tijdig betalen van de aanslag waterschapslasten 2017. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd op 23 februari 2018 ongegrond verklaard. Hierna heeft belanghebbende op 6 april 2018 beroep ingesteld bij de rechtbank, maar de rechtbank verklaarde dit beroep op 6 februari 2019 niet-ontvankelijk, omdat het beroepschrift pas op 11 april 2018 door de rechtbank was ontvangen, na afloop van de beroepstermijn.
In hoger beroep betoogde belanghebbende dat het beroepschrift tijdig was ingediend, omdat het voor het einde van de termijn ter post was bezorgd, ook al was het poststuk pas op 9 april 2018 afgestempeld. Het Hof oordeelde dat de omstandigheid dat een poststuk op een bepaalde datum door het postvervoerbedrijf is afgestempeld, niet uitsluit dat dit stuk op een eerdere datum ter post is bezorgd. Het Hof achtte de verklaring van belanghebbende geloofwaardig en concludeerde dat het beroepschrift uiterlijk op 6 april 2018 ter post was bezorgd, waardoor het tijdig was ingediend. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug voor een nieuwe behandeling, waarbij het belanghebbende ontvankelijk verklaarde in zijn beroep. Tevens werd de invorderingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.050.