In hoger beroep zijn, op verzoek van de verdachte, twee getuigen gehoord bij de raadsheer-commissaris, te weten [getuige 1] en [getuige 2]. Ook de verdachte is (nogmaals) bij de politie gehoord. De verdachte en de getuigen hebben bij die gelegenheid verklaard dat zij met vijf personen in de auto zaten, dat de aangever agressief en schreeuwend op hen afkwam, een ruit van de auto insloeg en vervolgens [getuige 1] een klap in het gezicht gaf, waardoor zij letsel opliep.
De verdachte is daarop uit angst en paniek met de auto weggereden.
Het hof acht deze verklaringen niet geloofwaardig. Niet alleen zijn de verklaringen circa 3 jaar na het tenlastegelegde afgelegd, ook staan deze haaks op hetgeen objectieve getuigen (omstanders) direct na het incident hebben verklaard. Zo verklaren deze getuigen dat er slechts drie personen in de Ford Ka zaten. Daarnaast ontbreekt iedere steun voor de verklaring dat de getuige [getuige 1] − zo zij al in de auto zou hebben gezeten − door de aangever in het gezicht is geslagen. Ook dit is door geen van de omstanders waargenomen. De verdachte en de overige inzittenden hebben daarvan geen enkele melding gemaakt bij de politie op het moment dat deze ter plaatse kwam, noch is daarna aangifte van mishandeling tegen de aangever gedaan.
Dat de verdachte bang was en uit paniek het voetpad is opgereden, acht het hof niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft aanvankelijk ontkend dat hij de bestuurder van de auto was en hierover pas bijna drie jaar later een verklaring afgelegd. Verder volgt uit het dossier dat de aangever na het breken van de ruit was weggelopen zodat er geen gevaar meer was. Er was voor de verdachte daarom geen reden om het voetpad op te rijden.
Ook de verklaring van de verdachte, dat hij daarbij ruim langs de aangever is gereden, wordt weersproken door de verklaringen van getuigen. Uit hun waarnemingen volgt dat de verdachte met een behoorlijke snelheid en (doel)gericht op de aangever is ingereden, op het moment dat deze van de auto wegliep en dat de aangever opzij moest springen om niet door de auto te worden geraakt.
Gelet op het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat het handelen van de verdachte als een poging tot zware mishandeling dient te worden gekwalificeerd. De verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de aangever met zijn auto zou raken en aldus tevens het risico aanvaard dat de aangever − een voetganger − zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht.