ECLI:NL:GHAMS:2020:2797
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vergoeding voor schade door voorlopige hechtenis en rechtsbijstand in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan over een verzoekschrift van verzoeker, die schadevergoeding eiste als gevolg van zijn voorlopige hechtenis en de daaruit voortvloeiende schade. Het verzoekschrift werd op 6 mei 2020 ingediend, waarna de advocaat-generaal op 7 juli 2020 zijn standpunt kenbaar maakte. Tijdens de openbare behandeling op 22 september 2020 was verzoeker niet aanwezig. Verzoeker stelde schade te hebben geleden door zijn voorlopige hechtenis, waaronder immateriële schade, loonderving, telefoonkosten, opleidingskosten en motorrijtuigenbelasting. Het hof overwoog dat de standaardvergoeding voor immateriële schade kan worden afgeweken onder bijzondere omstandigheden, maar dat verzoeker onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn materiële schadeclaims. Het hof kende verzoeker een vergoeding toe van € 38.795,00 voor immateriële schade en € 550,00 voor rechtsbijstandskosten, maar wees de overige verzoeken af. De beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer van het hof, met de voorzitter en griffier ondertekenend. De beschikking werd op dezelfde dag nog betekend aan verzoeker.