Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
geïntimeerde,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Tegen deze opsomming zijn geen grieven gericht, zodat deze feiten ook het hof tot uitgangspunt strekken. Samengevat, en voor zover in dit hoger beroep van belang aangevuld met nieuwe gestelde en niet (voldoende) weersproken feiten, komen de feiten neer op het volgende:
“(…)5. Verplichtingen van de huurder5.1 De woning dient als woonruimte voor huurder en degene(n) met wie hij/zij een huishouden heeft. De huurder is verplicht de woning zelf te bewonen en tot zijn/haar hoofdverblijf te maken en te houden. Gebruik als pied-a-terre en een hoofdverblijf elders is niet toegestaan.5.2 De huurder is verplicht de woning en eventuele gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen behoorlijk en overeenkomstig de bestemming te gebruiken en schoon te houden. Bergingen, waaronder zolderbergingen, mogen niet worden bewoond. (…)5.11 De huurder zal geen schade aan de woning of naburige woningen of overlast aan onwonenden veroorzaken. (…)5.13 De huurder is aansprakelijk voor gedragingen in strijd met de voorgaande leden van dit artikel, zowel van zijn huisgenoten als van degenen die door de huurder en bedoelde huisgenoten in de woning zijn toegelaten.”2.3 Sinds september 2015 heeft Ymere klachten van omwonenden ontvangen met betrekking tot het gebruik van de woning door [appellante] en haar zonen met de leeftijd van (in juli 2020) 22 en 20 jaar oud (hierna: de zonen).
3.3. Beoordeling
Daartoe heeft Ymere gesteld dat [appellante] in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst is tekort geschoten door jarenlang overlast aan omwonenden te veroorzaken. Bovendien heeft Ymere gesteld dat [appellante] regelmatig niet in de woning verblijft maar bij haar vriend en dat zij onvoldoende toezicht houdt op de woning.
Verder heeft de kantonrechter geoordeeld dat het woonbelang van [appellante] niet aan de ontruiming in de weg staat. [appellante] is in de loop der jaren aangesproken door Ymere op de ontvangen overlastklachten maar heeft geen aanleiding gezien om - naast het zoeken van maatschappelijke hulp - zelf maatregelen te nemen om de door haar zonen veroorzaakte overlast te stoppen. Van een aanbod om een andere woning zonder haar zonen te gaan bewonen heeft [appellante] geen gebruik gemaakt. Tegen deze achtergrond heeft de kantonrechter geoordeeld dat het woonbelang van [appellante] niet opweegt tegen het belang van Ymere om op te komen tegen de overlast die omwonenden al geruime tijd ervaren en het belang van Ymere om bij te dragen aan een leefbare omgeving.
3.4 Het hof stelt het volgende voorop. Het hof verenigt zich met de overweging van de kantonrechter dat Ymere een spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot ontruiming omdat omwonenden in hun woongenot worden gestoord en zij zich niet meer veilig voelen in de door hun gehuurde woning. Dit belang is ook thans nog aanwezig. Daarnaast is een veroordeling tot ontruiming van een gehuurde woning een ingrijpende maatregel, waarvoor in kort geding slechts plaats is als met een voldoende mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat een bodemprocedure tot dezelfde uitkomst zal leiden en van de eisende partij niet kan worden gevergd dat deze de uitkomst van de bodemprocedure afwacht.