In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Afghanistan en thans gedetineerd in PI Vught, was in eerste aanleg veroordeeld voor mishandeling van een medewerker van de penitentiaire inrichting Zwaag. De mishandeling vond plaats op 30 augustus 2016, waarbij de verdachte een zeer warme maaltijd in het gezicht van de benadeelde heeft gegooid. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar heeft de verdachte niet strafbaar verklaard, onder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Dit omdat de verdachte reeds een ISD-maatregel opgelegd had gekregen en er een aanzienlijke tijdsverloop was sinds het delict. De benadeelde partij had in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 350,00 voor immateriële schade, welke vordering door het hof is toegewezen. Het hof heeft de verdachte verplicht om dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, aan de benadeelde partij te betalen. De beslissing van het hof benadrukt de ernst van de mishandeling, maar houdt rekening met de omstandigheden van de verdachte en de tijd die verstreken is sinds het delict.