Blijkens de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep van
12 juli 2018, 11 februari 2019 en 23 oktober 2020 is sprake van een belast verleden tussen partijen met signalen over huiselijk geweld, bedreigingen en geestelijke mishandeling van de vrouw door de man. Halverwege de zwangerschap van de vrouw is de situatie tussen partijen geëscaleerd en hebben zij hun relatie verbroken. De man heeft destijds begeleiding gehad van De Waag ter verbetering van zijn agressieregulatie. Na de geboorte van [de minderjarige] heeft de man haar in de eerste twee weken van haar leven dagelijks gezien en daarna sporadisch. Sinds februari 2015, toen [de minderjarige] ongeveer drie maanden oud was, heeft hij haar helemaal niet meer gezien.
Uit het raadsrapport van 6 december 2018 blijkt dat er volgens de raad factoren zijn die een omgangsregeling belemmeren. Het ontbreekt bij de vrouw aan voldoende intrinsieke motivatie en draagvlak hiervoor. Zij heeft onvoldoende vertrouwen in de man en zij is bang dat hij de rust en stabiliteit in het leven van [de minderjarige] zal verstoren. Bij de vrouw roept de man nog veel stress en spanning op en daardoor is zij onvoldoende in staat om [de minderjarige] te stimuleren en te begeleiden bij een omgangsregeling tussen haar en de man. [de minderjarige] is een jong kind dat juist van de vrouw de stimulans en begeleiding nodig heeft om het contact met de man aan te kunnen gaan. Deze factoren zijn volgens de raad op te heffen indien de vrouw positieve ervaringen kan opdoen met de man en ze kan gaan ervaren dat de man zich betrouwbaar opstelt. Het is daarom belangrijk dat de man op gezette en voorspelbare tijden de e-mails verstuurt, zoals ter zitting van 12 juli 2018 is afgesproken.
Het starten van een omgangsregeling achtte de raad destijds te prematuur, nu de basis hiervoor nog ontbrak. De raad zag wel voldoende aanknopingspunten voor een omgangsregeling in de (nabije) toekomst en adviseerde partijen in de tussentijd te starten met een bemiddelingstraject vanuit Altra Jeugdhulp.
Vervolgens is ter zitting in hoger beroep van 11 februari 2019 afgesproken dat partijen zich in augustus 2019 zouden aanmelden voor het hulpverleningstraject bij Altra.
Uit de stukken is gebleken dat Altra twijfels had over de haalbaarheid van het in te zetten traject Ouderschap Blijft vanwege de beperkte draagkracht van de vrouw. Op advies van het sociaal team van Meerwaarde heeft de vrouw zich in maart 2020 onder behandeling gesteld van een psycholoog, die een burn-out en PTSS heeft vastgesteld bij de vrouw. Sinds de zitting in hoger beroep van 11 februari 2019 zijn bijna twee jaren verstreken en is de zaak gestagneerd. De vrouw heeft gedurende deze tijd gewerkt aan haar psychische klachten. Zij heeft diverse behandelingen gevolgd met betrekking tot haar angst- en paniekklachten en zij heeft tevens een coach benaderd om sterker in haar schoenen te staan en assertiever te worden. Dit heeft zijn vruchten afgeworpen en hierdoor is de draagkracht van de vrouw vergroot. Met [de minderjarige] gaat het goed. Zij heeft voldoende draagkracht voor omgang met de man. Ter zitting in hoger beroep van 23 oktober 2020 heeft de raad met partijen overlegd en vervolgens geadviseerd om contactherstel in te zetten onder begeleiding van het Omgangshuis. Beide partijen zijn het erover eens dat het verzoek van de man tot vaststelling van een uitgebreide omgangsregeling thans niet aan de orde is, maar dat contactherstel tussen [de minderjarige] en de man via het Omgangshuis een goed alternatief biedt. Op deze manier wordt vooruitgang geboekt en kan onder begeleiding een vertrouwensbasis worden ontwikkeld. Met de raad is het hof van oordeel dat het van belang is voor [de minderjarige] dat dit wordt gestart. Op deze manier kan een belangrijke eerste stap worden gezet om de man een rol te geven in het leven van [de minderjarige] . Partijen hebben tot slot onderkend dat de inmiddels langslepende procedure in hoger beroep afgesloten moet worden. Het heeft voor hen geen toegevoegde waarde meer om de behandeling nog nader aan te houden in afwachting van de uitkomsten van het traject bij het Omgangshuis. Partijen zijn het erover eens dat zij de adviezen van het Omgangshuis omtrent de aanvang, de frequentie en de duur van de bezoeken en de invulling daarvan zullen volgen en het hof zal aldus beslissen. Na afloop van het traject verwachten partijen, eventueel met ondersteuning van hun advocaten, afspraken te kunnen maken over het vervolg. Daarbij zijn zij zich ervan bewust dat, mocht het resultaat van het traject of het vervolg daarop voor [de minderjarige] of één van haar ouders onvoldoende zijn en/of niet in [de minderjarige] belang, een nieuw verzoek tot de rechtbank kan worden gericht.