ECLI:NL:GHAMS:2020:3789

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
19/00226
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde onroerende zaak te Amsterdam

Op 3 november 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de WOZ-waarde van een woning aan de [A-straat] te Amsterdam. De zaak betreft een geschil tussen de belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde A. Oosters, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning voor het kalenderjaar 2017 vastgesteld op € 587.500, welke waarde door de rechtbank Amsterdam in een eerdere uitspraak op 10 januari 2019 was gehandhaafd. De belanghebbende heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, dat op 20 februari 2019 bij het Hof is ingekomen.

Tijdens de zitting op 15 september 2020 hebben partijen een compromis bereikt. Het Hof heeft de WOZ-waarde van de woning vastgesteld op € 512.000, en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Tevens heeft het Hof de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de belanghebbende, die in totaal zijn vastgesteld op € 2.743. Dit bedrag omvat kosten voor verschillende proceshandelingen en een vergoeding voor een deskundigenverslag. De heffingsambtenaar is ook verplicht om het betaalde griffierecht van de belanghebbende te vergoeden, dat in totaal € 174 bedraagt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 19/00226
3 november 2020
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te Amsterdam
,belanghebbende,
gemachtigde: A. Oosters
tegen de uitspraak van 10 januari 2019 in de zaak met kenmerk AMS 18/899 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken met
dagtekening 31 januari 2017 heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak [A-straat] [1] te Amsterdam (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2017 vastgesteld op € 587.500. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelasting 2017 bekend gemaakt.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar
van 27 december 2017 ongegrond verklaard en de hiervoor genoemde waarde van de woning gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep in haar
uitspraak van 10 januari 2019 ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof
ingekomen op 20 februari 2019. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft een nader stuk ingediend met dagtekening 5 augustus 2019.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift met de uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de woning. Het gaat om een woning met een berging in een blok. De oppervlakte van de woning is 162 m² en de oppervlakte van het perceel is 145 m².

3.Geschil in hoger beroep

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de WOZ-waarde van de woning voor het jaar 2017 (waardepeildatum 1 januari 2016) niet te hoog is vastgesteld.

4.Beoordeling van het geschil

Ter zitting hebben partijen het volgende compromis bereikt:
De WOZ-waarde van de woning bedraagt € 512.000.
Belanghebbende heeft recht op een (proces)kostenvergoeding op de voet van artikel 7:15 en 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding artikel 8:108 van die wet.
De (proces)kostenvergoeding dient te worden vastgesteld conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit), waarbij punten moeten worden toegekend aan de volgende proceshandelingen: indienen van bezwaarschrift, verschijnen ter hoorzitting, indienen van beroepschrift bij de rechtbank, verschijnen ter zitting van de rechtbank, indienen van hoger beroepschrift bij het Hof en verschijnen ter zitting van het Hof.
De heffingsambtenaar zal belanghebbende diens aan rechtbank en Hof betaalde griffierecht vergoeden.
Het Hof zal overeenkomstig beslissen.

5.(Proces)kosten

5.1.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit in verbinding met de bijlage bij het Besluit, stelt het Hof de voor de proceshandelingen toegekende punten als volgt vast:
- 1 punt voor indienen bezwaarschrift;
- 1 punt voor verschijnen hoorzitting;
- 1 punt voor indienen beroepschrift bij de rechtbank;
- 1 punt voor verschijnen ter zitting van de rechtbank;
- 1 punt voor indienen hoger beroepschrift bij het Hof;
- 1 punt voor verschijnen ter zitting van het Hof;
derhalve in totaal op 6 punten.
Het bedrag van de proceskosten stelt het Hof overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op in totaal [2 x € 261 (bezwaarfase) + 4 x € 525 (beroeps- en hoger beroepsfase) x 1 (wegingsfactor) = ] € 2.622.
5.2.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Besluit stelt het Hof de kosten voor het deskundigenverslag - conform belanghebbendes ter zitting van het Hof gedane verzoek – vast op € 121.
5.3.
Het bedrag van de kosten stelt het Hof derhalve vast op (€ 2.622. + € 121 =) € 2.743.

6.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de waarde van de woning voor het kalenderjaar 2017 tot € 512.000;
- vermindert de aanslag onroerendezaakbelastingen 2017 dienovereenkomstig;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van belanghebbende ten bedrage van in totaal € 2.743, en
- gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 46 (beroep bij de rechtbank) en € 128 (hoger beroep), in totaal € 174 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. N. Djebali, voorzitter, C.J. Hummel en B.A. van Brummelen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen, als griffier. De beslissing is op 3 november 2020 uitgesproken en wordt openbaar gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.