Op 3 november 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de WOZ-waarde van een woning aan de [A-straat] te Amsterdam. De zaak betreft een geschil tussen de belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde A. Oosters, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning voor het kalenderjaar 2017 vastgesteld op € 587.500, welke waarde door de rechtbank Amsterdam in een eerdere uitspraak op 10 januari 2019 was gehandhaafd. De belanghebbende heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, dat op 20 februari 2019 bij het Hof is ingekomen.
Tijdens de zitting op 15 september 2020 hebben partijen een compromis bereikt. Het Hof heeft de WOZ-waarde van de woning vastgesteld op € 512.000, en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Tevens heeft het Hof de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de belanghebbende, die in totaal zijn vastgesteld op € 2.743. Dit bedrag omvat kosten voor verschillende proceshandelingen en een vergoeding voor een deskundigenverslag. De heffingsambtenaar is ook verplicht om het betaalde griffierecht van de belanghebbende te vergoeden, dat in totaal € 174 bedraagt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.