ECLI:NL:GHAMS:2020:4130

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 januari 2020
Publicatiedatum
30 juni 2024
Zaaknummer
23-002468-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens gebrek aan grieven en bezwaren

Op 6 januari 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, dat op 19 juni 2019 was gewezen in de strafzaak met parketnummer 13-095676-19. De verdachte, geboren in 1974, had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 6 januari 2020 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die stelde dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in zijn hoger beroep.

De verdachte had geen schriftelijke grieven ingediend en ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Het hof concludeerde dat er geen rechtens te respecteren belang was dat een verder onderzoek van de zaak rechtvaardigde. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, werd de verdachte, conform het verzoek van zijn raadsman, niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep.

De beslissing van het hof werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 januari 2020, waarbij de meervoudige strafkamer aanwezig was. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van grieven in hoger beroep en de gevolgen van het ontbreken daarvan voor de ontvankelijkheid van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002468-19
datum uitspraak: 6 januari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-095676-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1974,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 januari 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Door of namens de verdachte is geen schriftuur houdende grieven ingediend. Evenmin zijn mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Ook overigens is niet gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak. Om die reden wordt de verdachte – conform het verzoek van zijn raadsman – niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING

Het hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. N.A. Schimmel en mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 januari 2020.