ECLI:NL:GHAMS:2020:525

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
rekestnummer 001410-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf na schending van bijzondere voorwaarden

Op 21 februari 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de rekestprocedure met rekestnummer 001410-19. Deze zaak betreft de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken, die was opgelegd bij arrest van 26 april 2017. De veroordeelde, geboren in Suriname in 1989, had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden. De advocaat-generaal had op 26 november 2019 een vordering ingediend om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen, omdat de veroordeelde zich niet had gehouden aan de meldplicht en andere voorwaarden die waren opgelegd in het kader van zijn proeftijd.

Tijdens de zitting was de veroordeelde niet verschenen, maar de reclassering was vertegenwoordigd. De advocaat-generaal stelde dat de veroordeelde, ondanks eerdere waarschuwingen en een verlenging van de proeftijd, opnieuw in gebreke was gebleven. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde zesmaal niet op afspraken met de reclassering is verschenen, waardoor de bijzondere voorwaarden niet konden worden nageleefd. Gezien deze omstandigheden en op basis van artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, heeft het hof besloten de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken alsnog ten uitvoer te leggen.

De beslissing is genomen door de rechters A.D.R.M. Boumans, N.A. Schimmel en E. van Die, en is uitgesproken op de openbare zitting van 7 februari 2020. De rechters Boumans en Van Die waren niet in staat om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF AMSTERDAM
rekestnummer: 001410-19
parketnummer: 23-003501-16
BESLISSING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Naar aanleiding van de ter griffie van dit gerechtshof ingekomen vordering van 26 november 2019 van de advocaat-generaal betreffende het op 11 mei 2017 onherroepelijk geworden arrest van dit gerechtshof van 26 april 2017 in de strafzaak onder bovenvermeld parketnummer tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) [geboortedag] 1989,
adres: [adres],
bij welk arrest voornoemde veroordeelde is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met bevel dat deze niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de bijzondere voorwaarde dat:
  • de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten Cordaan te Amsterdam of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
  • de veroordeelde zich voor de duur van zeven weken, of zoveel korter als de reclassering verantwoord acht, klinisch laat opnemen in een door de reclassering aan te wijzen instelling voor (forensische) verslavingszorg, zulks ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven; en
  • de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan urinecontroles, indien en zo frequent als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht,
is het hof tot een beslissing gekomen.

Inhoud van de vordering

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep de tenuitvoerlegging van de bij voornoemd arrest voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gevorderd.

Procesgang

Het hof heeft kennis genomen van de bij de vordering overgelegde stukken in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer, waaronder een aan het parket van de advocaat-generaal gerichte brief d.d. 4 november 2019, ondertekend door [naam 1] en [naam 2], werkzaam bij Reclassering Nederland, Advies & Toezichtunit 2 Noord-West.
De veroordeelde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Verschenen is [naam 1] van Reclassering Nederland.

Beoordeling

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, omdat de veroordeelde zich, nadat hij bij beslissing van 10 augustus 2018 van dit hof een (laatste) kans heeft gekregen, wederom niet heeft gehouden aan de gestelde bijzondere voorwaarden; de verdachte heeft zich niet gehouden aan de meldplichtafspraken met de reclassering.
Het hof overweegt als volgt.
Bij beslissing van 10 augustus 2018 is beslist dat, hoewel veroordeelde zich niet had gehouden aan de bijzondere voorwaarden, hij een laatste kans kreeg om zijn nieuw ingezette weg voort te zetten en daartoe is de proeftijd met een termijn van één jaar verlengd onder instandhouding van de bij het arrest van 26 april 2017 opgelegde bijzondere voorwaarden.
Blijkens de brief van 4 november 2019 van de Reclassering Nederland heeft de veroordeelde, ook na voornoemde beslissing van 10 augustus 2018, zich niet aan de bijzondere voorwaarden gehouden door zesmaal niet op afspraken te komen. Daardoor konden de andere opgelegde bijzondere voorwaarden niet worden geëffectueerd.
Gezien het voorgaande en gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht vindt het hof termen te gelasten dat de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf van twee weken alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

Beslissing

Het hof:
Wijst toe de vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van 26 april 2017 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Deze beslissing is genomen door mr. A.D.R.M. Boumans, mr. N.A. Schimmel en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 februari 2020.
Mr. Boumans en mr. van Die zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.