Op 21 februari 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de rekestprocedure met rekestnummer 001410-19. Deze zaak betreft de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken, die was opgelegd bij arrest van 26 april 2017. De veroordeelde, geboren in Suriname in 1989, had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden. De advocaat-generaal had op 26 november 2019 een vordering ingediend om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen, omdat de veroordeelde zich niet had gehouden aan de meldplicht en andere voorwaarden die waren opgelegd in het kader van zijn proeftijd.
Tijdens de zitting was de veroordeelde niet verschenen, maar de reclassering was vertegenwoordigd. De advocaat-generaal stelde dat de veroordeelde, ondanks eerdere waarschuwingen en een verlenging van de proeftijd, opnieuw in gebreke was gebleven. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde zesmaal niet op afspraken met de reclassering is verschenen, waardoor de bijzondere voorwaarden niet konden worden nageleefd. Gezien deze omstandigheden en op basis van artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, heeft het hof besloten de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken alsnog ten uitvoer te leggen.
De beslissing is genomen door de rechters A.D.R.M. Boumans, N.A. Schimmel en E. van Die, en is uitgesproken op de openbare zitting van 7 februari 2020. De rechters Boumans en Van Die waren niet in staat om de beslissing mede te ondertekenen.