ECLI:NL:GHAMS:2020:59

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2020
Publicatiedatum
15 januari 2020
Zaaknummer
200.264.938/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurprijs en ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Clever Real Estate B.V. tegen een uitspraak van de kantonrechter in Amsterdam over de huurprijs van een woonstudio. De huurcommissie had eerder bepaald dat de aanvangshuurprijs van € 570,- per maand moest worden verlaagd naar € 517,66. Clever Real Estate was het niet eens met deze uitspraak en heeft de kantonrechter gevraagd om de huurprijs opnieuw vast te stellen. De kantonrechter heeft uiteindelijk de huurprijs vastgesteld op € 385,47 per maand, wat leidde tot het hoger beroep van Clever Real Estate.

In het hoger beroep heeft de geïntimeerde, die de woonstudio huurt, aangevoerd dat Clever Real Estate niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar hoger beroep, omdat volgens artikel 7:262 lid 2 BW geen hoger beroep openstaat tegen de uitspraak van de kantonrechter. Clever Real Estate heeft echter gesteld dat er gronden zijn voor doorbreking van dit appelverbod, omdat de kantonrechter niet adequaat heeft geoordeeld over de argumenten die Clever Real Estate naar voren heeft gebracht.

Het hof heeft geoordeeld dat Clever Real Estate ontvankelijk is in haar hoger beroep, omdat zij voldoende gronden heeft gesteld die kunnen leiden tot doorbreking van het rechtsmiddelenverbod. De incidentele vordering van de geïntimeerde om Clever Real Estate niet-ontvankelijk te verklaren is afgewezen. De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door Clever Real Estate.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.264.938/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 4574082 CV EXPL 15-30158
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 januari 2020
inzake
CLEVER REAL ESTATE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. M.H.F. van Buuren te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
appellant in het incident,
advocaat: mr. H.M. Meijerink te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Clever Real Estate en [geïntimeerde] genoemd.
Clever Real Estate is bij dagvaarding van 18 juni 2019 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 18 april 2017, 13 november 2018 en 19 maart 2019, die onder bovenvermeld zaaknummer zijn gewezen tussen Clever Real Estate als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.
Bij exploot van 19 augustus 2019 heeft [geïntimeerde] de roldatum die is vermeld in het exploot van dagvaarding vervroegd naar 27 augustus 2019. Hij heeft de zaak op laatstgenoemde roldatum laten inschrijven.
Op die roldatum heeft [geïntimeerde] tevens een incidentele memorie tot ontslag van instantie dan wel niet-ontvankelijkheid genomen, waarin hij het hof heeft verzocht ontslag van instantie te verlenen, indien Clever Real Estate zich niet op de eerste roldatum heeft gesteld. Daarnaast heeft [geïntimeerde] gevorderd Clever Real Estate niet-ontvankelijk te verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep.
Clever Real Estate is op de vervroegde roldatum niet verschenen. De zaak is vervolgens naar de rol van 10 september 2019 verwezen om Clever Real Estate in de gelegenheid te stellen alsnog advocaat te stellen. Op die roldatum is Clever Real Estate verschenen.
Op 23 september 2019 heeft Clever Real Estate een memorie van antwoord in het niet-ontvankelijkheidsincident inclusief producties genomen. Clever Real Estate heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [geïntimeerde] in zijn incidentele vorderingen, dan wel tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

2.1
Het gaat in deze zaak – kort samengevat en voor zover in hoger beroep van belang – om het volgende. [geïntimeerde] huurt vanaf 1 maart 2015 van Clever Real Estate een woonstudio aan de [adres] , tegen een aanvangshuurprijs van € 570,- per maand. Op 22 juli 2015 heeft de huurcommissie een uitspraak gedaan op het verzoek van [geïntimeerde] tot toetsing van de aanvangshuurprijs. Daarbij heeft de huurcommissie bepaald dat een huurprijs van € 517,66 per maand redelijk is, op grond van de door de huurcommissie gehanteerde puntenwaardering van de woningkwaliteit. Clever Real Estate was het met deze uitspraak niet eens en heeft op de voet van artikel 7:262 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) een beslissing van de kantonrechter gevorderd. Bij het bestreden vonnis van 19 maart 2019 heeft de kantonrechter de aanvangshuurprijs vastgesteld op € 385,47 per maand met ingang van 1 maart 2015 en Clever Real Estate – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeeld in de proceskosten en de nakosten. Clever Real Estate is van voornoemd vonnis in hoger beroep gekomen.
2.2
Ter onderbouwing van zijn vordering, strekkend tot niet-ontvankelijkheid van Clever Real Estate in het door haar ingestelde hoger beroep, heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat tegen een vonnis van de kantonrechter dat op grond van artikel 7:626 lid 1 BW is gewezen, geen hoger beroep openstaat, en dat niet is gebleken van gronden voor doorbreking van het appelverbod. Het partijdebat in eerste aanleg had slechts betrekking op de woningwaardering en uit de stukken blijkt niet dat sprake is van schending van een fundamenteel beginsel van een goede procedure, aldus nog steeds [geïntimeerde] .
2.3
Clever Real Estate heeft verweer gevoerd. Daartoe heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat het rechtsmiddelenverbod van artikel 7:626 lid 2 BW in de onderhavige zaak dient te worden doorbroken. De door de huurcommissie gehanteerde puntenwaardering ten behoeve van de vaststelling van een huurprijs wordt berekend aan de hand van het aanwezige energielabel, en bij gebreke daarvan, aan de hand van de bouwjaartabel, op grond waarvan voor de puntenwaardering de staat van het gebouw ten tijde van het bouwjaar tot uitgangspunt wordt genomen. De kantonrechter heeft de primaire stelling van Clever Real Estate dat zij bij aanvang van de huurovereenkomst nog niet beschikte over een energielabel als gevolg van overmacht gepasseerd en bij de vaststelling van de huurprijs van de woonstudio uitgegaan van de bouwjaartabel. De kantonrechter heeft vervolgens ten onrechte nagelaten een oordeel te geven ten aanzien van het subsidiaire standpunt van Clever Real Estate dat het tot uitgangspunt nemen van de bouwjaartabel, terwijl het kantoorgebouw in 2014 is verbouwd tot een modern woningencomplex dat aan de meest recente milieuvereisten voldoet, in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Gelet op het voorgaande is de beslissing van de kantonrechter in strijd met de fundamentele beginselen van een goede procesorde tot stand gekomen, aldus Clever Real Estate.
2.4
Het hof stelt voorop dat Clever Real Estate binnen de haar gegeven termijn gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid alsnog advocaat te stellen, zodat de vordering van [geïntimeerde] tot het verlenen van ontslag van instantie dient te worden afgewezen.
2.5
Uitgangspunt is dat, gelet op het bepaalde in artikel 7:262 lid 2 BW, tegen een vonnis als het onderhavige geen hogere voorziening open staat. Dit is slechts anders indien de kantonrechter buiten het toepassingsgebied van de artikelen 7:246-265 BW is getreden, althans dat de kantonrechter ten onrechte deze artikelen buiten toepassing heeft gelaten, dan wel indien aan de orde wordt gesteld dat fundamentele beginselen van een goede procesorde zijn geschonden.
2.6
Naar het oordeel van het oordeel van het hof staat het rechtsmiddelenverbod van artikel 7:262 lid 2 BW niet aan de ontvankelijkheid van Clever Real Estate in de weg, nu zij heeft gesteld dat de kantonrechter in strijd heeft gehandeld met de fundamentele beginselen van een goede procesorde door te hebben verzuimd een oordeel te geven ten aanzien van de subsidiaire stelling van Clever Real Estate dat het tot uitgangspunt nemen van de bouwjaartabel ten behoeve van de puntenwaardering voor de vaststelling van de huurprijs - gelet op de feiten en omstandigheden - in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Voor ontvankelijkheid in hoger beroep is voldoende dat een doorbrekingsgrond van het rechtsmiddelenverbod is gesteld. Of het beroep van Clever Real Estate op de doorbrekingsgrond daadwerkelijk tot doorbreking van het rechtsmiddelenverbod van artikel 7:262 lid 2 BW kan leiden, zal worden beoordeeld door de samenstelling die de hoofdzaak behandelt.
2.7
Uit het vorenstaande volgt dat de incidentele vordering van [geïntimeerde] zal worden afgewezen. De beslissing over de proceskosten in dit incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
2.8
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van een memorie van grieven door Clever Real Estate.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing omtrent de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 25 februari 2020 voor het nemen van een memorie van grieven door Clever Real Estate.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.R. Sturhoofd, J.W. Hoekzema en J.C.W. Rang en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2020.