ECLI:NL:GHAMS:2020:906
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.M. van Amsterdam
- A.D.R.M. Boumans
- N.A. Schimmel
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vonnis inzake invoer van cocaïne met aanvullende bewijsmotivering over onbeheerd achtergelaten bagage
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 15 juli 2019. De verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor de invoer van cocaïne. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 februari 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die dezelfde straf als in eerste aanleg heeft gevorderd. Het hof heeft het verzoek van de verdediging om getuigen te horen, waaronder familieleden van de verdachte, afgewezen op basis van het noodzaakscriterium. Het hof oordeelde dat er geen noodzaak was voor het horen van deze getuigen, aangezien het verzoek niet voldoende was onderbouwd.
Het hof heeft de bewijsmotivering van het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk aangepast. Het hof heeft geconcludeerd dat het zeer onwaarschijnlijk is dat onbekenden verdovende middelen in de koffer van de verdachte hebben geplaatst, gezien de omstandigheden op de luchthaven. De verdachte had zijn koffer onbeheerd achtergelaten in een drukke vertrekhal en had deze later geopend om zijn eigen spullen toe te voegen. Het hof heeft de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep in overweging genomen, waarin hij aangaf dat hij enkele aankopen had gedaan en deze in zijn koffer had geplaatst.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de aangebrachte aanvullingen in de bewijsmotivering. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de feiten en omstandigheden rondom de invoer van verdovende middelen en de rol van de verdachte daarin.