Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Als ervan wordt uitgegaan dat [appellant] met ingang van 12 december 2012 arbeidsongeschikt is geworden, heeft hij de arbeidsongeschiktheid niet tijdig bij LGI gemeld. LGI is door de te late melding in haar belangen geschaad, zodat zij zich op verval van het recht op uitkering kan beroepen.
contra proferentem) in beeld.
Uitgaande van een ziekmelding bij het UWV op 15 juni 2015 voldeed [appellant] volgens LGI ook niet aan de voorwaarde voor een uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid. Hoe dan ook was namelijk op basis van een ziekmelding op 15 juni 2015 niet voldaan aan de voorwaarde voor dekking dat [appellant] ten tijde van het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid voor ten minste zestien uur per week werkzaam was voor minimaal een aaneengesloten periode van negentig dagen voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid (artikel 14 lid 1 polisvoorwaarden, zie 3.10). Het dienstverband tussen [appellant] en VSM was immers per 1 augustus 2014 beëindigd.
Op grond van het besluit van het UWV na bezwaar en beroep staat volgens [appellant] vast dat hij voor meer dan 35% arbeidsongeschikt is. Daarmee staat volgens hem tevens vast dat hij aanspraak kan maken op een verzekeringsuitkering van LGI. De verzekering volgt immers vanaf het tweede jaar van de arbeidsongeschiktheid de toekenning van een uitkering op grond van de sociale zekerheidswetgeving, aldus nog steeds [appellant] .
Na de comparitie van partijen in eerste aanleg hebben partijen minnelijk overleg gevoerd. In dat kader heeft [appellant] aan LGI medische stukken verstrekt om LGI daarmee in staat te stellen te beoordelen of [appellant] recht op een uitkering zou hebben gehad als hij zijn arbeidsongeschiktheid wel tijdig had gemeld. LGI heeft die vraag in negatieve zin beantwoord. Een regeling tussen partijen is vervolgens niet tot stand gekomen. Tijdens de tweede comparitie van partijen die vervolgens is gehouden, heeft LGI zich op het standpunt gesteld dat [appellant] geen recht op een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid zou hebben gehad als hij die tijdig had aangevraagd. De medische stukken die [appellant] in het kader van het minnelijk overleg aan LGI heeft verstrekt en de brief die LGI op basis daarvan aan [appellant] heeft gestuurd, zijn in eerste aanleg door geen van partijen in het geding gebracht. (Proces-verbaal van de tweede comparitie van partijen in eerste aanleg van 26 september 2018).
volledigarbeidsongeschikt is als gevolg van ziekte of ongeval. De peildatum van de beschikking van het UWV is bovendien 10 december 2014, dat is twee jaar na 12 december 2012, de ingangsdatum waarop [appellant] zijn aanspraak jegens LGI baseert.
geschiktis. Aan deze voorwaarde voor dekking is volgens LGI niet voldaan, omdat uit de eigen stellingen van [appellant] volgt dat hij op het moment dat zijn dienstverband werd beëindigd (deels) arbeidsongeschikt was. [appellant] is op dit dekkingsverweer van LGI niet gemotiveerd ingegaan, zodat het slaagt. Reeds daarom kan de aanspraak van [appellant] op een verzekeringsuitkering wegens werkloosheid niet worden toegewezen.