ECLI:NL:GHAMS:2020:992
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaring in strafzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 5 juni 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1980, had hoger beroep ingesteld, maar op 16 maart 2020 om 9:36 uur heeft de raadsman van de verdachte per e-mail medegedeeld dat het hoger beroep wordt ingetrokken. Het hof heeft echter vastgesteld dat de zaak reeds een aanvang had genomen op 17 oktober 2019 tijdens een rolzitting. Hierdoor kon het verzoek tot intrekking van het hoger beroep niet worden ingewilligd. Het hof oordeelde dat er geen rechtens te respecteren belang was dat een verder onderzoek van de zaak rechtvaardigde. Daarom werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, conform artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing van het hof werd genomen door de meervoudige strafkamer, bestaande uit drie rechters, en is uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op dezelfde datum. De voorzitter en de jongste raadsheer waren echter buiten staat om het arrest mede te ondertekenen. Dit arrest benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in hoger beroep en de procedurele vereisten die daarbij komen kijken.