ECLI:NL:GHAMS:2021:2275
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incidenten tot tussenkomst en schorsing van de tenuitvoerlegging in een huurovereenkomst tussen Nautic en Hilton
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, zijn er twee incidenten aan de orde: een incidentele vordering tot tussenkomst door Nauticadam B.V. en een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging door Nautic Jachthavens B.V. De zaak betreft een huurovereenkomst tussen Hilton International Nederland B.V. en Nautic Jachthavens B.V. voor de onderverhuur van een jachthaven. Nauticadam, als rechtsopvolger van Nautic, stelt dat zij belang heeft bij tussenkomst in de procedure, omdat zij als huurder van de jachthaven wordt benadeeld door de uitspraak van de kantonrechter die de huurovereenkomst tussen Nautic en Hilton rechtsgeldig heeft opgezegd. Het hof oordeelt dat Nauticadam niet voldoende feiten heeft aangevoerd om haar belang bij tussenkomst te onderbouwen, en wijst deze vordering af. Daarnaast heeft Nautic een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis ingesteld, maar het hof oordeelt dat Nautic geen nieuwe feiten heeft aangedragen die rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing van de kantonrechter wordt afgeweken. Ook deze vordering wordt afgewezen. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol voor memorie van grieven.