ECLI:NL:GHAMS:2021:2549
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vonnis in hoger beroep inzake belastingfraude door rechtspersoon
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 september 2018. De zaak betreft een rechtspersoon die beschuldigd werd van het niet doen van belastingaangifte en het doen van valse belastingaangifte. De rechtbank had het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor bepaalde tijdvakken, waartegen het openbaar ministerie geen hoger beroep heeft ingesteld. De verdachte is in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard voor deze tijdvakken, omdat hij geen belang had bij de behandeling ervan.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met toevoeging van overwegingen. Tijdens de zitting op 19 juli 2021 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen. De wettelijk vertegenwoordiger van de verdachte had eerder onderzoekswensen geuit, maar het hof oordeelde dat deze niet herhaald waren tijdens de zittingen, waardoor het hof niet verplicht was om daarop te beslissen.
Het hof constateerde dat de redelijke termijn voor de procedure was overschreden, maar besloot enkel deze overschrijding vast te stellen zonder verdere gevolgen. De redelijke termijn was begonnen op 28 juni 2016, en de zaak was in hoger beroep afgerond op 2 augustus 2021. Het hof hield rekening met de vertraging die grotendeels te wijten was aan aanhoudingsverzoeken van de verdediging en het late indienen van stukken. Uiteindelijk bevestigde het hof het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen.