ECLI:NL:GHAMS:2021:2930

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
23-000557-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van mishandeling van levensgezel met aanpassing van vrijheidsbeperkende maatregelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1988, was eerder vrijgesproken van mishandeling van zijn levensgezel, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak in de gevoegde zaak. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen, die een gevangenisstraf van 33 dagen en vrijheidsbeperkende maatregelen heeft gevorderd. Het hof heeft de bewijsmiddelen uit de eerste aanleg vervangen en de vrijheidsbeperkende maatregelen aangepast. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 33 dagen, met aftrek van voorarrest, en er zijn maatregelen opgelegd, waaronder een gebiedsverbod en een contactverbod met de aangeefster. Deze maatregelen zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de ernst van de situatie en het risico op herhaling van strafbare feiten. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de opgelegde maatregelen gemotiveerd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000557-21
Datum uitspraak: 21 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 maart 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-260192-20 en 15-175868-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1988,
adres: [adres 1].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem in de gevoegde zaak met parketnummer 15-175868-20 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 dagen met aftrek van voorarrest en de maatregelen contactverbod en gebiedsverbod.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen vervangt door onderstaande bewijsmiddelen en de vrijheidsbeperkende maatregelen aanpast en motiveert.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2020223186-2 van 18 oktober 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] [doorgenummerde pagina’s 3-5].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 18 oktober 2020 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
aangeefster [aangeefster]:
Ik ben woonachtig op de [adres 2]. Ik woon hier samen met mijn oudste dochter, mijn twee zoons en mijn vriend, [verdachte]. Mijn dochter is van een andere vader. Mijn twee zoons heb ik samen met [verdachte].
Van wat er op 18 oktober 2020 is gebeurd, kan ik het volgende vertellen. Vanmorgen ben ik samen met mijn zoons naar mijn ouders gegaan. Toen we zaten te ontbijten, kwam mijn oudste dochter binnen en zei: “[verdachte] heeft weer een aanval en hij is met alle spullen aan het gooien”. Ik heb mijn kinderen bij mijn ouders gelaten en ben richting mijn woning gegaan. Toen ik binnen kwam, zag ik [verdachte] bij de gangkast staan. Ik wilde de woonkamer in lopen maar werd aan mijn haren terug de gang in getrokken. Ik had veel pijn op mijn hoofd. Hij pakte mij met zijn hand bij mijn kaak en kneep. Ik had veel pijn in mijn kaak.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagen met nummer PL1100-2020223186-6 van 18 oktober 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina’s 9-10].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten:
Op 18 oktober 2020 kwamen wij, verbalisanten, ter plaatse op de [adres 2]. Na enkele minuten werd de voordeur geopend door, zo bleek later genaamd te zijn: [aangeefster]. [aangeefster] vertelde het volgende: “Vandaag was ik met de kinderen bij mijn ouders ontbijten. Toen mijn oudste dochter ook bij mijn ouders kwam zei ze: “[verdachte] is weer doorgedraaid”. Ik heb vervolgens de kinderen bij mijn ouders gelaten en ben naar huis gelopen. Vervolgens is er hard aan mijn haren getrokken. Ik ben ook nog hard in mijn gezicht geknepen.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], ben vervolgens samen met [aangeefster] terug gegaan naar de woning. In de hal van de woning en woonkamer zag ik enkele plukken haar op de grond liggen. Ook zag ik, toen [aangeefster] met haar hand door het haar ging, enkele losse plukken haar. In de aangifte vertelt [aangeefster] dat zij hard in haar kaak werd geknepen. Ik zag op de linker wang van [aangeefster] een lichtrode verkleuring ter grootte van een duim.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1100-2020223186-14 van 19 oktober 2020, in de wettelijk vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 3] [doorgenummerde pagina’s 6-8].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 19 oktober 2020 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
getuige [getuige]:
Ik woon bij mijn moeder, [verdachte] en mijn twee broertjes van 1 jaar oud. Ik denk dat mijn moeder en [verdachte] 6 of 7 jaar een relatie hebben.
Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij schreeuwde. Ik ben toen direct naar buiten gelopen. Ik ben toen naar mijn opa en oma gelopen. Ik heb toen tegen mijn moeder verteld wat er zojuist gebeurd was. Ik zei dat [verdachte] weer een bui had en dat ik weg ben gelopen. Mijn moeder is toen naar ons huis gegaan. Ik heb mijn moeder na ongeveer een uur een app gestuurd met de vraag hoe het ging. Zij antwoordde mij dat alles stuk was geslagen en twee minuten later appte mijn moeder dat ik 112 moest bellen.

Vrijheidsbeperkende maatregelen

Gebiedsverbod
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten is het hof van oordeel dat de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende dat de verdachte voor de duur van één jaar zich niet zal ophouden op de [adres 2], dient te worden opgelegd. De maatregel beoogt te bewerkstelligen dat de verdachte zich niet in de buurt van (de woning van) het slachtoffer [aangeefster] zal ophouden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens [aangeefster], zal het hof bevelen, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Contactverbod
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten is het hof van oordeel dat de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende dat de verdachte voor de duur van één jaar geen - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster] dient te worden opgelegd, behoudens (indirect) contact via de reclassering of de jeugdbescherming dat betrekking heeft op de omgang met de twee minderjarige kinderen van de verdachte en [aangeefster].
Het hof ziet geen aanleiding in het tenlastegelegde feit om de verdachte eveneens een contactverbod op te leggen met betrekking tot [getuige], als door de advocaat-generaal is gevorderd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw zich belastend zal gedragen jegens [aangeefster], zal het hof bevelen, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de gevoegde zaak met parketnummer 15-175868-20 tenlastegelegde.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
33 (drieëndertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde zich voor de duur van
1 (één) jaar niet zal bevinden op de [adres 2].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt zeven dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
1 (één) jaar op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster], geboren op [geboortedag 2] 1982 te [geboorteplaats 2], behoudens (indirect) contact via de reclassering of de jeugdbescherming dat betrekking heeft op de omgang met de twee minderjarige kinderen van de verdachte en [aangeefster].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt zeven dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. M.L.M. van der Voet en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 juli 2021.
mrs. A. Dantuma-Hieronymus en J.M. van Riel zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.