ECLI:NL:GHAMS:2021:3387

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
000563-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave inbeslaggenomen voertuig aan derde niet mogelijk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan op een klaagschrift dat was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.G.S. Roethof. Het klaagschrift was gericht op de opheffing van het beslag op een Opel Astra, met het verzoek om teruggave van het voertuig aan de vader van de klager. De klager stelde dat de auto toebehoorde aan zijn vader en dat er geen strafvorderlijk belang was bij het voortduren van het beslag, aangezien de auto niet afkomstig was van enig misdrijf.

De advocaat-generaal heeft echter betoogd dat de klager niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, omdat de wet niet toestaat dat een inbeslaggenomen voorwerp aan een ander dan de klager wordt teruggegeven. Het hof heeft de relevante wetgeving en eerdere jurisprudentie in overweging genomen en geconcludeerd dat de wet inderdaad niet voorziet in de mogelijkheid om teruggave aan een derde te gelasten. Het hof heeft ook opgemerkt dat de vader van de klager op de hoogte was van het klaagschrift, wat betekent dat het niet nodig was om hem als belanghebbende op te roepen.

Uiteindelijk heeft het hof de klager in zijn klaagschrift niet-ontvankelijk verklaard en bevolen dat de beschikking onverwijld aan de klager betekend moest worden. Deze beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op 26 oktober 2021.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
rekestnummer: 000563-21 (552a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-002527-20
Beschikking op het klaagschrift op de voet van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [verzoeker],
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. E.G.S. Roethof,
Ceintuurbaan 67, 1100 AB Amsterdam.

1.Inhoud klaagschriftHet klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de vader van klager van het hierna genoemde voorwerp:

- voertuig van het merk Opel Astra met kenteken [kenteken].

2.2. ProcesgangHet klaagschrift is op 30 juni 2021 bij het hof ingekomen.

Op 17 september 2021 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken in de strafzaak onder bovengenoemd parketnummer en heeft de advocaat-generaal en de waarnemend advocaat van klager,
mr. T. den Haan, op 26 oktober 2021 ter gelegenheid van de openbare behandeling van het klaagschrift in raadkamer gehoord. Klager is niet in raadkamer verschenen.

3.3. Beoordeling

De advocaat van klager heeft teruggave aan de vader van klager bepleit en aangevoerd dat de auto ‘kennelijk’(deze stelling is niet nader onderbouwd) toebehoort aan de vader van klager, die klager toestemming heeft gegeven om gebruik te maken van zijn auto. Klager stelt zich op het standpunt dat er geen enkel strafvorderlijk belang gediend wordt met het voortduren van het beslag op de auto. De auto is niet afkomstig van enig misdrijf, noch met geld uit misdrijf aangeschaft. Het voortduren van het beslag kan volgens klager geen enkele bijdrage leveren aan waarheidsvinding. Evenmin komt de auto in de visie van klager in aanmerking voor verbeurdverklaring.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beklag, nu de wet niet de mogelijkheid kent dat op verzoek van een klager teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan een ander dan klager wordt gelast. Indien verzoeker wel ontvankelijk zou zijn, geldt dat op de auto wel degelijk conservatoir beslag rust. Nu een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd aan klager verzet het strafvorderlijk belang zich tegen opheffing van het beslag en de teruggave van de auto.
Het hof oordeelt als volgt.
De wet kent niet de mogelijkheid dat op verzoek van een klager teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan een ander dan klager wordt gelast (zie o.a. HR 2 april 1991, LJN ZC8769, NJ 1991, 633; HR 25 juni 2002, LJN AE2644, HR 7 september 2004, LJN AP1533, NJ 2004, 593, HR 2 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:170 en HR 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:655). Reeds daarom dient klager in zijn klaagschrift niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten overvloede merkt het hof nog op dat uit het klaagschrift en het namens klager ter gelegenheid van de openbare behandeling daarvan gestelde volgt dat de vader van klager op de hoogte was van het klaagschrift. Daarom verbindt het hof aan het feit dat de oproeping van vader als belanghebbende achterwege is gebleven, geen gevolgen.

4.4. BeslissingHet hof:

Verklaart klager in diens klaagschrift niet-ontvankelijk.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan klager.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. F.A. Hartsuiker, R.D. van Heffen en R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard als griffier, is bij ontstentenis van de griffier alleen ondertekend door de voorzitter en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 26 oktober 2021.