ECLI:NL:GHAMS:2021:3546

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
23-001210-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor valsheid in geschrift en veroordeling voor gebruik van vals geschrift in hypothecaire lening

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2021 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad. De verdachte was in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin hij was veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder het opmaken en gebruiken van valse geschriften. Het hof sprak de verdachte vrij van het eerste cumulatief-alternatief van de tenlastelegging, maar achtte het tweede cumulatief-alternatief wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties gebruikt om een hypothecaire lening te verkrijgen. Het hof legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van 8 maanden met een proeftijd van 2 jaren, en verklaarde een vordering op een bankrekening verbeurd. De zaak is complex, met een lange procesgang die teruggaat tot 2013, en omvat meerdere rechtszaken en cassatieprocedures. De verdachte had de bank in de waan gebracht dat hij een regulier inkomen had, wat leidde tot het verstrekken van een hypothecaire lening van meer dan een half miljoen euro. Het hof overwoog dat, hoewel er geen schade was ontstaan voor de bank, dit niet de strafbaarheid van de verdachte wegneemt. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001210-18
datum uitspraak: 16 november 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 27 maart 2018 – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 maart 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-520086-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1966,
adres: [adres] .

Procesgang

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 22 april 2016 het vonnis vernietigd, opnieuw recht gedaan en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair
120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tegen voormeld arrest van het gerechtshof is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 27 maart 2018 het bestreden arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd doch uitsluitend wat betreft de ten aanzien van het onder
1 tenlastegelegde gegeven beslissingen en de strafoplegging en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Voor zover in hoger beroep thans nog aan de orde, en gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging, is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2006 tot en met 21 april 2010 te Amsterdam en/of Rotterdam in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (onder meer) een of meerdere vals(e) of vervalst(e) hypotheekaanvra(a)g(en) en/of werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificatie(s) en/of declaratieformulier(en) – zijnde een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) in strijd met de waarheid (onder meer):
  • in die hypotheekaanvragen (onder meer) vermeld dat hij, verdachte, een bruto jaarinkomen had van EUR 90.000,00 als security advisor bij [bedrijf 1] en/of
  • in een van die werkgeversverklaringen vermeld dat hij, verdachte, vanaf 01 oktober 2005 in loondienst was en/of werkzaam was bij [bedrijf 2] B.V. en/of een bruto jaarsalaris ontving van EUR 84.000,00 en/of een vakantietoeslag van EUR 6.720,00 en/of
  • in een van die werkgeversverklaringen vermeld dat hij, verdachte, vanaf 01 januari 2007 in loondienst was en/of werkzaam was als security advisor bij [bedrijf 3] BV en/of een bruto jaarsalaris ontving van EUR 78.000,00 en/of een vakantietoeslag van EUR 6.240,00 en/of
  • op die salarisspecificatie(s) vermeld dat hij, verdachte, in de maand(en) oktober 2005 en/of november 2005 en/of december 2005 een bruto maandsalaris ontving van EUR 7.000,00 en/of een netto maandsalaris van EUR 4.097,73,
  • op die declaratieformulier(en) vermeld dat hij, verdachte, een geldbedrag heeft betaald van
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2006 tot en met 21 april 2010 te Amsterdam en/of Rotterdam in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of opzettelijk heeft afgeleverd en/of opzettelijk voorhanden heeft gehad een of meerdere vals(e) of vervalst(e) hypotheekaanvra(a)g(en) en/of werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificatie(s) en/of declaratieformulier(en) (ten behoeve van (onder meer) het verkrijgen van een hypotheekofferte en/of het doen/laten verstekken van een hypothecaire lening en/of een of meerdere betaling(en) uit het bouwdepot), zijnde (telkens) een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid, te weten (onder meer):
  • in die hypotheekaanvragen (onder meer) vermeld staat dat hij, verdachte, een bruto jaarinkomen had van EUR 90.000,00 als security advisor bij [bedrijf 1] en/of
  • in een van die werkgeversverklaringen vermeld staat dat hij, verdachte, vanaf 01 oktober 2005 in loondienst was en/of werkzaam was als security medewerker bij [bedrijf 2] B.V. en/of een bruto jaarsalaris ontving van EUR 84.000,00 en/of een vakantietoeslag van EUR 6.720,00 en/of
  • in een van die werkgeversverklaringen vermeld staat dat hij, verdachte, vanaf 01 januari 2007 in loondienst was en/of werkzaam was als security advisor bij [bedrijf 3] BV en/of een bruto jaarsalaris ontving van EUR 78.000,00 en/of een vakantietoeslag van EUR 6.240,00 en/of
  • op die salarisspecificatie(s) vermeld staat dat hij, verdachte, in de maand(en) oktober 2010 en/of november 2010 en/of december 2010 een bruto maandsalaris ontving van EUR 7.000,00 en/of een netto maandsalaris van EUR 4.097,73,
  • op die declaratieformulier(en) vermeld staat dat hij, verdachte, een geldbedrag heeft betaald van EUR 20.372,80 aan [bedrijf 4] (ter voldoening van een (fictieve) factuur met notanummer 07.031) en/of dat hij, verdachte, een geldbedrag van EUR 19.100,00 heeft betaald aan [bedrijf 5] (ter voldoening van een (fictieve) factuur),
bestaande dat gebruik maken hierin (onder meer) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die hypotheekaanvra(a)g(en) en/of die werkgeversverklaring(en) en/of die salarisspecificatie(s), en/of die declaratieformulier(en) heeft/hebben verstrekt of doen toekomen aan de [NV] N.V. (door tussenkomst van de [bedrijf 6] ) teneinde
  • een hypotheekofferte bij die [NV] aan te vragen en/of te verkrijgen en/of
  • een hypothecaire geldlening te doen/laten verstrekken door die [NV] ter hoogte van een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EUR 582.325,00 en/of
  • een of meerdere geldbedrag(en) uit het bouwdepot te doen/laten (uit)betalen door die [NV] en/of
  • een hypothecaire schuld (ten bedrage van EUR 582.325,00) te doen/laten verhogen door die [NV] met een extra financiering van EUR 202.822,00, in elk geval met enig geldbedrag,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die hypotheekaanvra(a)g(en) en/of die werkgeversverklaring(en) en/of die salarisspecificatie(s) en/of die declaratieformulier(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware dit/deze geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is – overeenkomstig het standpunt dat naar voren is gebracht door de advocaat-generaal en de raadsman – niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, eerste cumulatief-alternatief, is tenlastegelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1, tweede cumulatief-alternatief, tenlastegelegde
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ook van het onder 1, tweede cumulatief-alternatief, tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Hij heeft hiertoe aangevoerd dat hetgeen de Hoge Raad in onderhavige zaak heeft overwogen over het ontbreken van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het valselijk opmaken, doorwerkt in het opzet ter zake van het gebruikmaken van valse geschriften, zodanig dat voor dit opzet evenmin wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. De Hoge Raad heeft immers overwogen dat voor het bewijs van opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift, het opzet van de verdachte ook moet zien op het vals of vervalst zijn van dat stuk.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman. Het opzet van de verdachte, zowel op het gebruikmaken van de geschriften als echt en onvervalst als op het valse karakter van die geschriften volgt reeds uit de (niet gecasseerde) bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, te weten: oplichting. De verdachte heeft bewust valse stukken aan de hypotheekbank overgelegd teneinde de bank tot het verstrekken van een hypothecaire lening te bewegen, en de bank is daartoe ook bewogen. Anders dan de raadsman heeft betoogd, brengt de vrijspraak van de verdachte voor (het medeplegen van) het vervalsen zelf geenszins met zich dat de verdachte van de inhoudelijke valsheid van die geschriften geen wetenschap had, integendeel.
Het onder 1, tweede cumulatief-alternatief, tenlastegelegde kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, tweede cumulatief-alternatief, tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode vanaf 9 maart 2006 tot en met 7 augustus 2006 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties, ten behoeve van het verkrijgen van een hypothecaire lening en een betaling uit het bouwdepot, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware zij echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid:
  • in een werkgeversverklaring vermeld staat dat hij, verdachte, vanaf 1 oktober 2005 in loondienst was als security medewerker bij [bedrijf 2] B.V. en een bruto jaarsalaris ontving van
  • in een werkgeversverklaring vermeld staat dat hij, verdachte, vanaf 1 januari 2007 in loondienst was als security advisor bij [bedrijf 3] BV en een bruto jaarsalaris ontving van EUR 78.000,00 en een vakantietoeslag van EUR 6.240,00 en
  • op die salarisspecificatie(s) vermeld staat dat hij, verdachte, in de maand(en) oktober 2005 en november 2005 en december 2005 een bruto maandsalaris ontving van EUR 7.000,00 en een netto maandsalaris van EUR 4.097,73,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, die werkgeversverklaringen en die salarisspecificaties heeft verstrekt of doen toekomen aan de [NV] N.V. teneinde
  • een hypotheekofferte bij die [NV] aan te vragen en te verkrijgen en
  • een hypothecaire geldlening te doen verstrekken door die [NV] van
  • een geldbedrag uit het bouwdepot te doen uitbetalen door die [NV] en
  • een hypothecaire schuld van EUR 582.325,00 te doen verhogen door die [NV] met een extra financiering van EUR 202.822,00,
terwijl hij, verdachte, telkens wist dat die werkgeversverklaringen en die salarisspecificaties bestemd waren tot gebruik als ware deze geschriften echt en onvervalst.
Het hof beschouwt de in het tweede cumulatief-alternatief tenlastegelegde deel van feit 1 opgenomen jaartallen ‘2010’ bij de salarisspecificaties van oktober, november en december als kennelijke schrijffouten en leest deze verbeterd als, telkens, ‘2005’. Daartoe overweegt het hof als volgt.
De betreffende salarisspecificaties zijn op tijdstippen in de jaren 2006/2007 aan de bank verstrekt ter verkrijging van een hypothecaire geldlening en zagen logischerwijze op beweerde inkomsten uit het verleden: uit oktober, november en december van het jaar 2005. Het dossier bevat geen salarisspecificaties over (maanden in) 2010. In de in eerste aanleg toegelaten vordering tot wijziging tenlastelegging zijn deze jaartallen ‘2010’ in het eerste cumulatieve-alternatieve deel van het onder 1 tenlastegelegde wel gewijzigd in 2005 inzake de salarisspecificaties, maar is dat in het tweede cumulatieve-alternatieve deel van het onder 1 tenlastegelegde inzake de salarisspecificaties, kennelijk abusievelijk, vergeten.
Tenslotte overweegt het hof dat de verdediging, ook tijdens de behandeling ter terechtzitting na de terugwijzing, geen opmerkingen of verweren heeft gevoerd op dit punt. Door deze jaartallen verbeterd te lezen als 2005 wordt de verdachte niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, tweede cumulatief-alternatief, tenlastegelegde meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewijsuitsluiting

De raadsman heeft voorts naar voren gebracht dat de verdachte van mening is dat zijn bij de politie afgelegde verklaringen niet voor het bewijs mogen worden gebruikt, omdat hij die onder ontoelaatbare druk van de politie heeft afgelegd. Deze druk bestond hierin dat hij om de twee uren wakker werd gemaakt en hem zodoende slaap en rust werd onthouden.
Het hof zal de verklaringen van de verdachte ten overstaan van de politie niet gebruiken voor het bewijs. Het hof merkt overigens op dat de stelling dat van ontoelaatbare druk tijdens de politieverhoren sprake is geweest, niet aannemelijk is geworden.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, tweede cumulatief-alternatief, bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, tweede cumulatief-alternatief, bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, tweede cumulatief-alternatief, bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, tweede cumulatief-alternatief, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.
De raadsman heeft verzocht de door het hof eerder opgelegde taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, op zijn minst te halveren en de opgelegde proeftijd – het hof begrijpt: voor de door het hof eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden – te verkorten van 2 jaren naar 1 jaar. Ter onderbouwing heeft de raadsman gewezen op de bepleite integrale vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde, de omstandigheid dat het oude feiten betreft, de forse overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat niet blijkt van recidive.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft valse geschriften, zijnde werkgeversverklaringen en salarisspecificaties, gebruikt ten behoeve van het verkrijgen van een hypothecaire lening en een betaling uit het bouwdepot. Hierdoor heeft hij een bank in de waan gebracht dat hij een regulier inkomen uit dienstbetrekking verkreeg, op grond waarvan deze bank hem een hypothecaire geldlening van meer dan een half miljoen euro en betalingen uit een bouwdepot heeft verstrekt. De verdachte heeft de bank dan ook tot die bedragen opgelicht. Twee jaren later heeft de verdachte op dezelfde wijze de bank trachten te bewegen tot een verhoging van dat hypotheekbedrag met nog eens een bedrag van ruim tweehonderdduizend euro. Hierna heeft de verdachte het uit misdrijf verkregen appartement verkocht en omgezet in een geldbedrag.
Het hof weegt mee dat als gevolg van de strafbare feiten uiteindelijk geen schade is ontstaan voor de bank. Daar staat tegenover dat het uitblijven van schade vooral het gevolg is geweest van een gunstige markt, en niet van de prudentie van de verdachte. De afwezigheid van schade neemt de strafbaarheid en stafwaardigheid van diens handelwijze dan ook geenszins weg.
Het hof acht de oplegging van een taakstraf, gelet op het feit dat de verdachte woonachtig is in [adres] , niet uitvoerbaar. Het niet opleggen van (ook) een taakstraf heeft vanzelfsprekend gevolgen voor de duur van de straf die het hof wel op zal leggen. Het hof zou die straf zonder overschrijding van de redelijke termijn op 10 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf hebben gesteld. Rekening houdende met die overschrijding zal het hof daar 8 maanden voorwaardelijk van maken. Gelet op de ernst van de feiten, ziet het hof geen reden de proeftijd van 2 jaren te verkorten naar 1 jaar.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot de verbeurdverklaring van de vordering op ABN AMRO Bank ter waarde van € 91.678,47.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof dezelfde beslissing neemt ten aanzien van het beslag als de rechtbank.
De raadsman heeft verzocht dat het hof de door de advocaat-generaal gevorderde verbeurdverklaring afwijst, omdat het verbeurdverklaarde bedrag van € 91.678,47 inmiddels is verrekend met de ontneming c.q. betalingsverplichting in het, inmiddels onherroepelijke, ontnemingsarrest.
Het hof zal de vordering van de verdachte op ABN AMRO Bank ter waarde van € 91.678,47 verbeurd verklaren, omdat het hof in het arrest in de ontnemingszaak deze vordering – in het voordeel van de verdachte – van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel heeft afgetrokken met als argument dat dit bedrag in de strafzaak verbeurd is verklaard. Nu het hof opnieuw moet beslissen over het beslag in de strafzaak, zal het hof dezelfde beslissing nemen hieromtrent.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, eerste cumulatief-alternatief, tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, tweede cumulatief-alternatief, tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, tweede cumulatief-alternatief, bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een vordering op ABN AMRO Bank voor bankrekening [rekeningnummer] ter waarde van € 91.678,47.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. F. Hartsuiker en mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 november 2021.
=========================================================================
[…]