ECLI:NL:GHAMS:2021:3808

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
23-001556-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de inleidende dagvaarding wegens ontbrekende betekeningsstukken

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 februari 2005. De verdachte was bij verstek veroordeeld, maar heeft op 10 juli 2019 hoger beroep ingesteld nadat het vonnis op 9 juli 2019 aan hem was betekend. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep constateerde het hof dat een akte van uitreiking van de inleidende dagvaarding ontbrak in het dossier. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of de dagvaarding in eerste aanleg rechtsgeldig was uitgereikt. Dit gebrek aan bewijs leidde tot de conclusie dat de betekening niet voldeed aan de eisen van het Wetboek van Strafvordering, wat op straffe van nietigheid geldt. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de inleidende dagvaarding nietig verklaard. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden, en werd uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001556-21
datum uitspraak: 19 november 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdend te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 februari 2005 in de strafzaak onder parketnummer 09-757028-04 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 november 2021.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Geldigheid van de inleidende dagvaarding

De rechtbank 's-Gravenhage heeft de verdachte op 23 februari 2005 bij verstek veroordeeld. Op 9 juli 2019 is het vonnis aan de verdachte betekend waarna deze op 10 juli 2019 hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting geconstateerd dat een akte van uitreiking van de inleidende dagvaarding in het dossier ontbreekt. Daarom kan niet worden vastgesteld of de dagvaarding in eerste aanleg rechtsgeldig is uitgereikt. Nu dit laatste niet kan blijken, moet ervan worden uitgegaan dat de betekening niet heeft voldaan aan de eisen die het Wetboek van Strafvordering op straffe van nietigheid stelt.
Gelet hierop moet het vonnis worden vernietigd en moet de inleidende dagvaarding nietig worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding in eerste aanleg nietig.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdend te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.D.L. Nuis en mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 november 2021.