2.1.De rechtbank heeft de feiten – voor zover in hoger beroep van belang – als volgt vastgesteld (belanghebbende en de Minister zijn aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’).
“2. Bij beschikking van 10 februari 2009 (hierna: catch-allbeschikking 2) heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken aan eiseres mededeling gedaan van zijn besluit dat ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Verordening in verbinding met artikel 3 van het Besluit strategische goederen het eiseres verboden is zonder vergunning onderdelen voor gasturbines naar Iran te (laten) uitvoeren.
3. Bij brief van 8 april 2015 heeft eiseres aan verweerder onder meer het volgende bericht:
"Op 10 Feb 2009 is een catch-all opgelegd aan [X] BV waardoor export van (onderdelen van) gasturbines naar Iran zonder vergunning niet meer was toegestaan. (…)
Nu er op korte termijn ontwikkelingen te verwachten zijn op het gebied van het opheffen van sancties tegen Iran wil ik u verzoeken mij nu al te informeren over het opheffen van de catch-all."
4. In reactie op de brief van 8 april 2015 heeft verweerder aan eiseres bij brief van 17 augustus 2015 onder meer het volgende meegedeeld:
"Wij beschikken over inlichtingen die aangeven dat de betrokken onderdelen een rol kunnen spelen bij de elektriciteitsvoorziening van installaties van zorg (…). Tevens bestaat theoretisch het risico dat leveringen aan klanten die niet voorkomen in de bijlagen van de Iran-verordening zullen worden omgeleid. (…)
Overeenstemming over het "Joint Comprehensive Plan of Action" betekent potentieel een stap in de betrekkingen met Iran. Partijen dienen het plan echter nog te bekrachtigen en het treedt pas in werking wanneer het Internationaal Atoomenergie Agentschap de installaties in Iran zal hebben geïnspecteerd. (…)
Verder voorziet het plan in gefaseerde opheffing van sancties tegen Iran, waarbij voor bepaalde nucleair gerelateerde sancties een termijn van acht jaar is voorzien. Er is daarom nu geen aanleiding om de "catch all" beschikking waarover u schrijft in te trekken. (…)
Eventuele tussenoplossingen liggen evenmin voor de hand zolang de staat van dienst van [X] BV wat betreft "compliance" nog onder de rechter is."
5. Bij brief van 25 augustus 2015 (hierna: het verzoek) heeft de gemachtigde van eiseres aan verweerder in reactie op de brief van 17 augustus 2015 onder meer het volgende bericht:
"Met deze overwegingen geeft u er geen blijk van de beschikkingen te hebben herzien en de belangen opnieuw te hebben afgewogen. (…)
Blijkbaar zijn de beschikkingen ooit opgelegd teneinde in lijn te handelen met het internationale gedachtegoed. Met het tot stand komen van het Joint Comprehensive Plan is juist dit internationale gedachtengoed gewijzigd. (…)
Onder deze omstandigheden ligt het in de rede de onderhavige beschikkingen te herzien en de nieuwe ontwikkelingen - alsook de belangen van cliënte bij intrekking van de catch-all beschikkingen - in uw afweging te betrekken.
Uw afsluitende opmerking "dat een tussenoplossing niet voor de hand ligt zolang de staat van dienst van [X] BV wat betreft "compliance' nog onder de rechter is" kunnen wij niet goed volgen. Cliënte is al jaren onderwerp van onderzoek en wordt aan alle kanten beperkt in haar uitvoer mogelijkheden. Gedurende deze periode heeft cliënte op alle vlakken medewerking en openheid van zaken verleend. (…)
Thans lijken de neuzen op Internationaal vlak (eindelijk) dezelfde kant op te staan. (…)
Wij verzoeken u namens cliënte dan ook nadrukkelijk - en conform het beleid - de beschikkingen te herzien. Ook een mogelijke 'tussenoplossing' zoals het nader specificeren op afnemer of product van de betreffende beschikkingen dient daarbij te worden onderzocht."
6. Bij besluit van 24 november 2015 heeft verweerder het verzoek afgewezen. In dit besluit is onder meer vermeld:
"Naar aanleiding van uw verzoek zijn opnieuw inlichtingen ingewonnen over de mogelijke inzet van gasturbines en onderdelen daarvan in Iran. Hieruit blijkt dat ook nu niet kan worden uitgesloten dat deze een rol zullen kunnen krijgen gerelateerd aan de ontwikkeling van kernwapens."
7. Bij vonnis van 18 februari 2019 van de rechtbank Limburg (RBLIM:2019:1484) is eiseres - wegens het (samen met medeverdachten) opzetten van meerdere schijnconstructies in 2009 en 2010 met als doel om, in strijd met de catch-allbeschikking 2, zonder uitvoervergunning gasturbineonderdelen via een omweg aan klanten in Iran te leveren en wegens valsheid in geschrifte - veroordeeld tot een geldboete van € 500.000, waarvan € 250.000 voorwaardelijk. Eiseres heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.”