ECLI:NL:GHAMS:2021:751
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en incidentele vordering tot huurverlaging wegens gebreken aan de installatie van mechanische ventilatie
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, heeft appellant een incidentele vordering ingediend op grond van artikel 223 Rv, met als doel een tijdelijke huurverlaging te bewerkstelligen vanwege gebreken aan de installatie van de mechanische ventilatie en de centrale verwarming in zijn gehuurde woning. De appellant stelt dat deze gebreken hebben geleid tot gederfd woongenot, met name stankoverlast. Het hof heeft in een eerder tussenarrest geoordeeld dat het hoger beroep van appellant voor een deel niet ontvankelijk was en dat de vorderingen van Parteon, de verhuurder, gegrond waren. In het huidige arrest heeft het hof de incidentele vordering van appellant afgewezen, omdat de gebreken niet als spoedeisend werden beschouwd en de stankoverlast niet voldoende was om huurverlaging te rechtvaardigen. Het hof concludeert dat de gebreken niet zo ernstig zijn dat onmiddellijke herstelmaatregelen noodzakelijk zijn. De kosten van het incident worden gereserveerd voor het eindarrest. In de hoofdzaak blijft de beoordeling van de overige vorderingen van appellant aan de orde, waarbij het hof appellant in de gelegenheid stelt om zich uit te laten over de betekenis van het eerdere oordeel van de kantonrechter.