Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.PT CONSULTANCY HOLDING B.V.,
[appellant sub 2],
DELTA LLOYD LEVENSVERZEKERING N.V.,
NATIONALE NEDERLANDEN LEVENSVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Grief 1bevat de klacht dat de feiten onvolledig zijn. Deze klacht kan niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden omdat het aan de rechtbank was de voor haar beslissing relevante feiten te selecteren. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die voor de beoordeling relevant zijn en als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, zal het hof van de volgende feiten uitgaan.
“aangevraagde hypothecaire geldlening en onderhandse geldlening ten name van:
4.Beoordeling
consumentbescherming. Dat betekent dat moet worden onderzocht of [appellanten] als consument in de zin van de Wft kunnen worden aangemerkt. Bij het aangaan van de kredietovereenkomst in 2007 luidde de definitie van consument in art. 1:1 Wft als volgt:
in de uitoefening van zijn bedrijf handelende natuurlijke persoon’ was. In de parlementaire geschiedenis is deze zinsnede als volgt toegelicht (Kamerstukken II, 2005/06, 29708 nr. 19, p. 365-366):
natuurlijke persoon aan wie een financiële onderneming een financiële dienst verleent’ in de zin van art. 1:1 Wft. Hij trad immers op namens de vennootschappen. Anders dan [appellanten] stellen, doet hieraan niet af dat in de kredietofferte is vermeld dat het krediet (ook) ten name van [appellant sub 2] is aangevraagd en dat [appellant sub 2] in die hoedanigheid heeft meegetekend (zie rov. 3.7). Evenmin doet daaraan af dat [appellant sub 2] volgens [appellanten] bij de financieringsaanvraag is beoordeeld als een zelfstandig kredietnemer, in die zin dat [geïntimeerde] ook zijn draagkracht in privé alsook die van zijn partner heeft onderzocht. Het krediet was immers niet bedoeld voor [appellant sub 2] (of [partner] ), maar voor de vennootschappen en meer in het bijzonder voor PT Consultancy (omdat het strekte ter herfinanciering van haar pand) en voor [X] (omdat zij de [hypotheek] zou gaan aanbieden en daarvoor het krediet wilde gebruiken).
reflexwerkingvan de consumentenbescherming. Zij stellen dat [appellant sub 2] een kleine ondernemer (feitelijk een eenmanszaak) is en dat de gevolgen en risico’s van de kredietverlening hem vooral privé raken, en ook zijn partner. [appellant sub 2] had echter geen eenmanszaak, maar oefende zijn bedrijf uit via de in rov. 3.1 genoemde vennootschappen, waarvan [appellant sub 2] de uiteindelijk belanghebbende en (indirect) bestuurder was. Mede gezien het doel waarmee het krediet is aangegaan, is dan ook geen sprake van een situatie waarin [appellant sub 2] zich materieel niet van een consument onderscheidt.
Grief 2faalt.
beperktwaren, omdat geldlening niet een ingewikkeld product is en de kredietnemers niet als consument kunnen worden aangemerkt (vgl. HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1274, rov. 2.9.2). Hieraan doet niet af dat de financiering op basis van prognoses werd verstrekt.
[X] B.V., of althans [destijds directeur [X] B.V.] (destijds commercieel directeur [X] B.V.) heeft medio 2007 zeer gedetailleerde prognoses opgesteld van de opbrengsten en kosten van het landelijk uitrollen van de formule (gebaseerd op het zelf in de markt zetten van die formule).”
defensieveprognose tot uitgangspunt genomen. Op [geïntimeerde] rustte niet de plicht die prognose in het belang van [appellanten] verdergaand te onderzoeken. Zij mocht van de juistheid van die prognose uitgaan. Hieraan doet niet af dat [geïntimeerde] in de interne beoordeling als risico vermeldde: ‘
Financiering obv prognose’. [geïntimeerde] mocht aannemen dat [appellanten] in staat waren prognoses op te stellen, vooral ook omdat de (gedetailleerde) prognoses, in twee versies, zonder voorbehoud aan haar waren verstrekt. Voor zover [appellanten] daartoe niet in staat waren - omdat dit voor hen de eerste keer was, er geen financiële man binnen de organisatie was, en [destijds directeur [X] B.V.] slechts assurantieverkoper was en geen opleiding, titel of specifieke deskundigheid bezat, zoals zij stellen - mocht van hen worden verwacht dat zij dat beseften en (tijdig) aan [geïntimeerde] kenbaar maakten.
investment committee, dat daarover uitgebreid is gerapporteerd, en dat van de zijde van [geïntimeerde] daarbij een deskundige betrokken was, die gespecialiseerd was in het beoordelen van hypotheekaanvragen voor ondernemers. Dit onderzoek illustreert slechts dat [geïntimeerde] zorgvuldig te werk is gegaan. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt het voor risico van [appellanten] wanneer zijn arbeidsongeschiktheid onvoldoende in dat onderzoek is betrokken.
nietals consument kunnen worden aangemerkt.
Risicoanalyse’ staat: ‘
Valt buiten kredietbeleid’ en waarin onder ‘
Conclusie’ staat: ‘
Balansfinanciering is niet onze tak van sport, de vraag aan IC is om hier een uitzondering toe te staan’. Volgens [appellanten] had [geïntimeerde] het krediet gelet op deze passages in de interne beoordeling niet mogen verstrekken, althans had zij [appellanten] moeten waarschuwen. Dit betoog onderbouwen [appellanten] met de stellingen (i) dat [appellanten] mochten aannemen dat het kredietbeleid van [geïntimeerde] was ingegeven vanuit een beschermingsgedachte, en (ii) dat [geïntimeerde] onvoldoende deskundig was bij de kredietverstrekking. Deze stellingen worden verworpen.
investment committee, dat daarover uitgebreid is gerapporteerd, en dat van de zijde van [geïntimeerde] daarbij een deskundige was betrokken die gespecialiseerd was in het beoordelen van hypotheekaanvragen voor ondernemers (zie rov. 4.31). Het aanbod van [appellanten] te bewijzen dat de kredietverstrekking niet paste binnen de normale financieringsactiviteiten van [geïntimeerde] en dat [geïntimeerde] de financiering in strijd met haar eigen regels heeft verstrekt, mist gelet op het voorgaande belang en wordt daarom gepasseerd.
de man (…) zet (…) alles wat hij heeft op het spel’, ook wanneer die opmerking in onderlinge samenhang wordt bezien met hetgeen [appellanten] verder naar voren hebben gebracht. [geïntimeerde] mocht aannemen dat [appellant sub 2] - de (indirect) bestuurder en DGA - begreep wat de consequenties waren van hetgeen hij met [geïntimeerde] overeenkwam (een financiering van € 955.000), de basis waarop dat gebeurde (prognoses) en de zekerheden die hij in dat verband verstrekte (waartoe het verpanden van de assurantieportefeuille van [X] behoorde, evenals het zich in privé sterk maken voor de (gehele) financiering). Als [appellant sub 2] dat niet begreep, had hij [geïntimeerde] om een toelichting moeten vragen en komt het voor risico van [appellanten] dat hij dat niet heeft gedaan. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel nopen.
grief 3faalt.
grief 4stellen [appellanten] dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, niet gebruikelijk is dat een DGA van een bedrijf mee tekent als een financiering aan het bedrijf wordt verstrekt. De grief faalt omdat in het midden kan blijven in hoeverre dit gebruikelijk is. Een rechter behoeft slechts te oordelen over het concrete geval. Dat is in deze zaak gebeurd.
grief 7van [appellanten] die zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat de overige stellingen van partijen geen verdere bespreking behoeven, faalt, omdat deze klacht niet voldoende is onderbouwd.
grief 7(ook) op inhoudelijke gronden tevergeefs wordt voorgesteld.
grief 8die zich richt tegen de proceskostenveroordeling en de afwijzing van de vorderingen in het dictum van het bestreden vonnis.
slotsomis dat de grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellanten] zullen als in het ongelijk gestelde partij (hoofdelijk) worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep, waarbij het salaris is afgestemd op de hoogte van de vordering die [appellanten] op [geïntimeerde] stellen te hebben.