In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2015. De verdachte was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep de beslissing tot vrijspraak aangevochten. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 januari 2014 in Beuningen een pistool van categorie III en munitie voorhanden heeft gehad. Dit feit is wettig en overtuigend bewezen, en de verdachte is hiervoor strafbaar verklaard. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, maar het hof heeft de straf in hoger beroep vastgesteld op twaalf weken, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft ook de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte behandeld, waarbij is vastgesteld dat de verdachte de voorwaarden niet heeft nageleefd. De vordering tot herroeping is gedeeltelijk toegewezen, en de verdachte moet een gedeelte van de eerder opgelegde vrijheidsstraf ondergaan. Het hof heeft daarnaast beslist dat de in beslag genomen voorwerpen aan het verkeer worden onttrokken, omdat het bezit daarvan in strijd is met de wet.