ECLI:NL:GHAMS:2021:97

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
23-004082-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake witwassen van geld en sieraden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2015. De verdachte, geboren in 1968 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van ongeveer 89.190 euro en een grote hoeveelheid sieraden ter waarde van ongeveer 60.000 euro, die zij op of omstreeks 23 januari 2014 in Amsterdam zou hebben verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat deze afkomstig waren uit enig misdrijf. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. De verdachte werd gedeeltelijk vrijgesproken van het witwassen van de aangetroffen sieraden en een deel van het geldbedrag, omdat het hof oordeelde dat niet was gebleken dat de verdachte de criminele herkomst van het geld had willen verbergen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een geldbedrag van 26.093,65 euro voorhanden had, terwijl zij wist dat dit afkomstig was uit een misdrijf. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte ter zake van dit geldbedrag werd ontslagen van alle rechtsvervolging, maar het hof oordeelde dat het opzettelijk niet doen van aangifte van belastinginkomsten wel degelijk strafbaar is. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van het bewezenverklaarde, omdat het niet kon worden gekwalificeerd als witwassen. De beslissing over de in beslag genomen voorwerpen werd uitgesteld, aangezien er conservatoir beslag op rustte. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004082-15
datum uitspraak: 7 december 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-701183-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1968,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 23 januari 2014, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geldbedrag en/of goed(eren), te weten een geldbedrag van (ongeveer) 89190,00 euro en/of een (grote) hoeveelheid sieraden ter waarde van (ongeveer 60.000 euro), heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van een geldbedrag en/of goed(eren), te weten een geldbedrag van (ongeveer) 89190,00 euro en/of een (grote) hoeveelheid sieraden ter waarde van (ongeveer) 60.000 euro, gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Partiële vrijspraak
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen van de in de woning op het adres [adres] in Amsterdam aangetroffen sieraden en een deel, te weten € 63.100, van het aangetroffen geld.
Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank onder ‘4.3 het oordeel van de rechtbank’, onder het kopje ‘de sieraden’ en de eerste alinea onder het kopje ‘het geld’. Deze overwegingen gelden als hier herhaald en ingelast.

Bewijsoverweging

In de woning op het adres [adres] in Amsterdam is in totaal bijna € 90.000 aangetroffen. [1] De verdachte heeft verklaard dat een deel daarvan, te weten € 26.093,65, van haar was. Haar geld lag verspreid door de woning, te weten in de slaapkamer op de kast in een bruine portemonnee zat € 12.000, in de bovenste lade van het nachtkastje lag een envelop met € 1.100 en een envelop met
€ 6.000, in een rode portemonnee in een kast in de woonkamer zat € 6.450 en in de portemonnee in haar handtas zat € 543,65. Zij heeft dit geld in de loop der jaren verdiend met schoonmaakwerkzaamheden en zij heeft over deze inkomsten uit legaal werk nooit belasting betaald. [2] De verklaring van verdachte over de door haar verrichte werkzaamheden vindt bevestiging in de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]. [3]
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van dit geldbedrag wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte ook moet worden vrijgesproken van het witwassen van dit geldbedrag. Hij heeft bepleit dat blijkens het vanaf 1 oktober 2020 geldende artikel 67ca AWR het niet doen van een aangifte geen misdrijf meer oplevert, maar wordt gesanctioneerd met een naheffingsaanslag en mogelijk een bestuurlijke boete. Nu evenmin is gebleken dat sprake was van enig ander misdrijf, moet de verdachte ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de verklaring van de verdachte volgt dat zij geen belasting heeft afgedragen over de inkomsten die zij gedurende vele jaren heeft genoten uit legaal werk.
Het opzettelijk niet doen van een aangifte is strafbaar gesteld in artikel 69 AWR. Dit artikel houdt in:
Degene die opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doet, niet binnen de daarvoor gestelde termijn doet, dan wel een der feiten begaat, omschreven in artikel 68, eerste lid, onderdelen a, b, d, e, f of g, wordt, indien het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven belasting.
De stelling van de raadsman dat het slechts niet doen van aangifte geen strafbaar feit meer oplevert, wordt niet gesteund door het recht en is feitelijk onjuist. Artikel 67ca AWR kent de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen in geval van het niet voldoen aan de verplichtingen opgelegd bij of krachtens de specifiek onder a t/m f opgesomde wetsartikelen. Deze bepaling is echter alleen van toepassing indien sprake is van een verzuim. Ingeval van opzettelijk niet doen van aangifte is het door de raadsman bedoelde artikel niet van toepassing.
Aldus had de verdachte geld voorhanden dat afkomstig was van eigen misdrijf.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 23 januari 2014 te Amsterdam een geldbedrag van 26.093,65 euro voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Met de raadsman en de advocaat-generaal – en onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Hoge Raad – is het hof van oordeel dat een gedraging slechts dan kan worden gekwalificeerd als witwassen, indien de verdachte een uit eigen misdrijf verkregen voorwerp niet slechts heeft verworven of voorhanden heeft gehad, maar diens gedragingen ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst daarvan. Nu daarvan niet is gebleken, kan het bewezenverklaarde niet worden gekwalificeerd als witwassen. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van het bewezenverklaarde.

Beslag

Onder de verdachte zijn diverse voorwerpen, waaronder ook een groot aantal sieraden en het aangetroffen geld, in beslag genomen. Het hof zal evenals de rechtbank geen beslissingen nemen over de voorwerpen met de nummers 1 t/m 3, 6, 15 t/m 18, 21, 22, 25 t/m 58, 60 t/m 68, 70 en 72 op de beslaglijst, aangezien op deze voorwerpen ook conservatoir beslag rust als bedoeld in artikel 94a Sv.
Het hof gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende ten aanzien van de bij nummer 43 en 47 genoemde sieraden. Gebleken is dat deze sieraden niet aan de verdachte, maar aan haar toenmalige partner [naam] toebehoren.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
(4) een dvs papier, behorend bij een horloge (itemnummer 4693253)
(24) een sieradendoos, kleur bruin (itemnummer 4693265)
  • een portemonnee, kleur rood (itemnummer 4690368)
  • een portemonnee, kleur bruin (itemnummer 4690370).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
(43) twee gouden oorsieraden met groene steen (itemnummer 4702691)
(47) een zilverkleurige ring met groene steen (itemnummer 4702699).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. A.P.M. van Rijn en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van
mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 december 2020.
Mrs. Mooy en Verloop zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van doorzoeking van 24 januari 2014, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (zaaksdossier deel 1, pagina 54 e.v.).
2.Een proces-verbaal verhoor verdachte van 26 januari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (persoonsdossier [verdachte], p. 23 e.v.).
3.Een proces-verbaal verhoor getuige van 29 april 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (zaaksdossier witwassen [verdachte], pagina 61 e.v.) en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 6 mei 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (zaaksdossier witwassen [verdachte], pagina 65 e.v.).