4.Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft ten aanzien van het geschil als volgt overwogen.
“
Over de motivering van de bestreden uitspraak
6. Eiser voert in beroep allereerst aan dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd omdat verweerder nauwelijks is ingegaan op zijn gronden van bezwaar en dat er gebreken kleven aan de taxaties. Zo zijn bijvoorbeeld de verschillende taxaties uitgevoerd door dezelfde taxateur.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder in de uitspraak op bezwaar zowel in algemene als in meer specifieke bewoordingen heeft gereageerd op de bezwaren van eiser. Verder zijn in de bestreden uitspraak over deze woning kernachtige overwegingen gemaakt. Hoewel niet diep op alle gronden is ingegaan, blijkt dat verweerder die gronden van het bezwaar wel heeft betrokken bij de waardevaststelling. De vaststelling van de WOZ-waarde volgt uit de wet en is geen uitkomst van een belangenafweging. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd heeft gereageerd op wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd.
8. Anders dan eiser meent, is er geen rechtsregel die verweerder verbiedt taxaties in bezwaar en in beroep te laten verrichten door dezelfde taxateur. Niet is gebleken dat in het onderhavige geval sprake is van een taxatie die is uitgevoerd door iemand die daartoe niet de bevoegdheid bezit of die onvoldoende capabel is. Evenmin zijn er rechtsregels die dwingend voorschrijven op welke wijze een taxatie dient te worden opgemaakt, dan wel te worden vastgesteld. Voorts heeft het eiser steeds vrijgestaan om een (tegen)taxatie te laten verrichten door een door hem te benaderen taxateur.
9. Gelet op het voorgaande en gelet op de omstandigheid dat van geen andere gebreken met betrekking tot de beslissing op bezwaar zijn gebleken, is de rechtbank van oordeel dat de beslissing op bezwaar deugdelijk is gemotiveerd.
10. De rechtbank stelt vast dat tijdens de zitting is gebleken dat tussen eiser en verweerder geen verschil van mening meer bestaat over de inhoud en de oppervlakte van de woning van eiser. De woning van eiser heeft een inhoud van 422 m³ en een oppervlakte van 131 m². Op het perceel van eiser bevindt zich ook nog een tegen de woning aangebouwde garage. De perceelgrootte is 305 m².
11. De waarde van de woning die moet worden vastgesteld is de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die zou zijn betaald door de meest biedende koper als de woning op de meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding te koop is aangeboden. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld.
12. Om te beoordelen of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat hij de WOZ-waarde niet te hoog heeft vastgesteld, moet de rechtbank de volgende vragen beantwoorden:
1. Zijn de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar met de woning van eiser?
2. Zo ja, heeft verweerder voldoende rekening gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning?
Zijn de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar?
13. De rechtbank is van oordeel dat het vergelijkingsobject [A-straat] [2] onvoldoende vergelijkbaar is met de woning van eiser. Uit het door verweerder overgelegde waarderapport met bijlagen volgt dat de waarde van dit vergelijkingsobject voor het grootste gedeelte bestaat uit de waarde van de grond. De rechtbank laat dit vergelijkingsobject daarom buiten beschouwing.
14. Eiser vindt dat de woningen aan de [B-straat] [3] en [4] onvoldoende vergelijkbaar zijn met zijn woning. Deze woningen liggen volgens eiser in een betere en dus duurdere wijk van [plaats]. Daarnaast verschilt de bouwkwaliteit en is [B-straat] [3] oorspronkelijk gebouwd als half vrijstaande villa.
15. Verweerder heeft ter onderbouwing van de door hem vastgestelde waarde een waarderapport overgelegd. Uit het waarderapport en de bijlage waardeopbouw volgt dat de waarde van de woning is bepaald met behulp van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Daarbij is gebruik gemaakt van objectkenmerken om verschillen ten aanzien kwaliteit, onderhoudstoestand, voorzieningen et cetera te duiden. De vergelijkingsobjecten hoeven niet identiek te zijn aan de woning, mits voldoende rekening is gehouden met de verschillen.
16. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de woningen gelegen aan de [B-straat] [3] en [4] geschikt als vergelijkingsobjecten. Deze woningen en de woning van eiser zijn allen twee-onder-een-kapwoningen gelegen in villawijken in [plaats]. Daarnaast zijn ze gebouwd in dezelfde bouwperiode, en hebben ze een vergelijkbare inhoud, oppervlakte en kavelgrootte. Verder verschillen de woningen aan de [B-straat] en de woning van eiser niet veel op waardebepalende kenmerken zoals kwaliteit, onderhoudstoestand, uitstraling, doelmatigheid, voorzieningen en ligging. Dat de gemiddelde huizenprijs van woningen in de wijk waarin de [B-straat] is gelegen, hoger is dan de gemiddelde huizenprijs in de wijk van de woning van eiser, brengt niet met zich dat deze woningen ongeschikt zijn als vergelijkingsobject. De rechtbank is van oordeel dat de overige door eiser aangedragen omstandigheden niet leiden tot de conclusie dat de [B-straat] [3] en [4] onvoldoende vergelijkbaar zouden zijn met zijn woning. De verkoopprijzen van deze vergelijkingsobjecten zijn daarom een goed uitgangspunt bij het bepalen van de waarde van de woning.
Heeft verweerder voldoende rekening gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning?
17. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is in het waarderapport en de bijlagen gebruik gemaakt van objectkenmerken om verschillen ten aanzien kwaliteit, onderhoudstoestand, voorzieningen et cetera te duiden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onderkend dat de woning van eiser wat betreft ‘onderhoud’ en ‘voorzieningen’ afwijkt van de vergelijkingsobjecten. Zo is in het waarderapport de ‘Onderhoudstoestand’ en ‘Voorzieningen’ van de woning van eiser als ‘3 – voldoende’ beoordeeld. Dit betekent volgens de legenda dat op korte termijn geen onderhoud noodzakelijk is. Bij de vergelijkingsobjecten is aan deze waardekenmerken een ‘4 – goed’ toegekend. Daarnaast is aan het kenmerk onderhoud van de aanbouw van de woning van eiser een waarde van ‘3 – voldoende’ toegekend en aan de aanbouw van de [B-straat] [4] ‘4 – goed’.
18. Anders dan eiser meent, is uit de gegevens van de vergelijkingsobjecten en de grondstaffel, zoals opgenomen in het waarderapport, de waarde van eisers woning te herleiden. De waarde van de grond en de vergelijkingsobjecten is gebaseerd op de bedragen in de grondstaffels. Voor zowel de vergelijkingsobjecten als de woning van eiser is een waarde 4 voor ‘ligging’ toegekend. Aangezien een niveau van 3 het uitgangspunt is, is dit een afwijking van een 1 punt. Voor elke punt positieve afwijking wordt, blijkens de legenda, de waarde van de grond met 20% verhoogd. Voor een negatieve afwijking zou de waarde van de grond met 20% per punt zijn verminderd. Op dezelfde wijze is, overeenkomstig de waarden genoemd in de legenda, rekening gehouden met de overige objectkenmerken. Hier bij is voor elke punt afwijking van niveau 3 de waarde met een percentage genoemd in de legenda, verhoogd of verlaagd.
19. De rechtbank is met eiser van oordeel dat de waarde ‘Ligging’ ziet op de grond en niet op de woonruimte. Gelet op de omstandigheid dat uit de in de Bijlage Waardeopbouw opgenomen grondwaarden volgt dat de taxateur de ligging (met een waarde 4) heeft betrokken in de berekening van de grond, leidt de rechtbank af dat de waarde 4 per abuis op de regel ‘Woonruimte’ is beland en verder geen onjuiste invloed heeft gehad op de berekening.
20. Uit het waarderapport volgt dat er correcties zijn toegepast voor de verschillen zoals genoemd onder rechtsoverweging 17. Niet is gebleken dat verweerder aldus onvoldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning van eiser en de vergelijkingsobjecten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder met het overgelegde waarderapport aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.
21. Het voorgaande laat onverlet dat eiser feiten en omstandigheden kan aanvoeren die leiden tot een benedenwaartse bijstelling van de waarde van de woning.
22. Eiser heeft verwezen naar de woning Kennemerbeekweg 19 met een WOZ-waarde van € 389.000. Volgens eiser is deze woning vergelijkbaar met de woning van eiser.
23. Doel en strekking van de Wet WOZ brengen met zich dat de waarde van de onroerende zaak voor elk jaar opnieuw wordt bepaald aan de hand van vergelijking van verkoopcijfers van woningen waarvan marktgegevens bekend zijn. Een vergelijking met de WOZ-waarde van de woning van een eerder belastingjaar of met de WOZ-waarden van andere woningen is in strijd met de uitgangspunten en methodiek van de Wet WOZ.
24. De rechtbank ziet geen aanleiding om de waarde te verlagen.
25. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk.
26. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”