Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing in principaal en incidenteel hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinder- en partneralimentatie. De vrouw, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft in 2021 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 november 2020, waarin de alimentatieverplichtingen van de man, verweerder in principaal hoger beroep, waren aangepast. De man had verzocht om nihilstelling van de partneralimentatie en wijziging van de kinderbijdrage, terwijl de vrouw verzocht om instandhouding van de eerdere alimentatieverplichtingen. Het hof heeft vastgesteld dat de man sinds zijn verhuizing naar Nederland zonder werk zat, maar dat hij vanaf september 2020 weer een inkomen had. Het hof oordeelde dat de man zijn verplichtingen uit de eerdere beschikking van de rechtbank moest blijven nakomen tot hij weer een inkomen had. De alimentatie werd opnieuw berekend, waarbij rekening werd gehouden met de gewijzigde omstandigheden. Het hof heeft de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigd en de alimentatiebedragen aangepast. De man moet nu € 568,- per kind per maand betalen voor de kinderen en € 994,- bruto per maand aan de vrouw voor haar levensonderhoud van 1 september 2020 tot 1 september 2021, en € 569,- en € 845,- respectievelijk vanaf 1 september 2021. Het verzoek van de man tot nihilstelling van de partneralimentatie werd afgewezen, omdat de vrouw nog steeds recht heeft op ondersteuning.