Uitspraak
1.hij, op of omstreeks 1 mei 2019 te Heerhugowaard, een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 4,8 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
2.hij, op of omstreeks 1 mei 2019 te Heerhugowaard als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs, een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs of een internationaal rijbewijs was gevorderd en/of van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, [weg], een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen.
zo spoedig mogelijknaar een voor het bloedonderzoek geaccrediteerd laboratorium als bedoeld in het Besluit zijn verstuurd. Daarbij betrekt het hof dat uit een proces-verbaal van 3 december 2020 naar voren komt dat de door de politie gecontracteerde transporteur ‘bloedblokken’, na aanmelding daarvan voor transport, binnen twee werkdagen bij de politie pleegt op te halen en deze vervolgens dezelfde of de daaropvolgende werkdag bij een geaccrediteerd laboratorium aflevert. In dit geval blijft echter de mogelijkheid open dat de bloedmonsters pas (ruim) twee weken na de afname daarvan bij de politie zijn opgehaald en naar het Duitse laboratorium zijn vervoerd.
concrete, op deze zaak toegespitste informatieop. Dit geldt ook voor de brief van het NFI van 26 maart 2021 waarnaar de advocaat-generaal heeft verwezen en het aanvullende proces-verbaal van 24 augustus 2021 dat is opgesteld naar aanleiding van de door het hof bij tussenarrest van 27 juli 2021 gestelde vragen. Hierdoor kan niet met een toereikende mate van zekerheid worden vastgesteld dat het risico op (gedeeltelijke) afbraak van alcohol, drugs of medicijnen na de bloedafname minimaal is geweest.
onder 2tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.