ECLI:NL:GHAMS:2022:1684

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
21/00525
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en proceskostenvergoeding in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2021. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 4 maart 2016 door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam aan belanghebbende is opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, maar de heffingsambtenaar heeft deze gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak terugverwezen naar de heffingsambtenaar, die de naheffingsaanslag uit coulance heeft vernietigd, maar geen proceskostenvergoeding heeft toegekend. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld, wat door de rechtbank gegrond werd verklaard, waarbij de heffingsambtenaar werd veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van € 1.333.

Het hoger beroep van belanghebbende is op 1 augustus 2021 ingediend. Tijdens de zitting op 11 mei 2022 heeft de gemachtigde van belanghebbende deelgenomen via een elektronisch communicatiemiddel, terwijl de heffingsambtenaar niet aanwezig was. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover het de proceskostenvergoeding betreft en heeft deze vastgesteld op € 2.815. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van € 134 aan belanghebbende. Het Hof heeft geoordeeld dat de proceskostenvergoeding door de rechtbank onjuist was vastgesteld en heeft deze opnieuw berekend op basis van de geldende richtlijnen.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de mondelinge uitspraak. Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen het recht open om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak is ondertekend door de voorzitter en de griffier, en het proces-verbaal is opgemaakt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 21/00525
11 mei 2022
vijfde meervoudige belastingkamer

proces-verbaal

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

[X] , woonachtig te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. drs. J.M.C. Niederer
tegen de uitspraak in de zaak met het kenmerk AMS 20/3959 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 28 juli 2021 in het geding tussen
belanghebbende
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2022. Namens belanghebbende is de gemachtigde verschenen. De gemachtigde heeft deelgenomen aan de zitting door middel van een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel. De heffingsambtenaar is met bericht van verhindering niet verschenen.

Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze ziet op de door de heffingsambtenaar aan belanghebbende te vergoeden proceskosten;
  • bevestigt de uitspraak voor het overige;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten voor de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 2.815;
  • gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door haar in hoger beroep betaalde griffierecht van € 134 te vergoeden, en
  • beslist dat, indien de proceskostenvergoeding en het griffierecht niet tijdig aan belanghebbende zijn vergoed, de wettelijke rente daarover gaat lopen vier weken na de datum waarop de uitspraak van het Hof is gedaan.

Gronden

1. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 4 maart 2016 een naheffingsaanslag parkeerbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd. De rechtbank heeft bij uitspraak van 10 januari 2017 de zaak terugverwezen naar de heffingsambtenaar.
2. De heffingsambtenaar heeft na verwijzing de naheffingsaanslag uit coulanceoverwegingen vernietigd bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 25 februari 2017. De heffingsambtenaar heeft geen proceskostenvergoeding toegekend.
3. Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen het besluit om geen proceskostenvergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft in haar uitspraak 28 juli 2021 het beroep gegrond verklaard en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.333.
4. Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 1 augustus 2021. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Het Hof heeft belanghebbende niet gevraagd of ambtshalve de gelegenheid geboden om een conclusie van repliek in te dienen. Belanghebbende heeft op 2 oktober 2021 een reactie op het verweerschrift ingediend, door haar aangemerkt als ‘conclusie van repliek’. De heffingsambtenaar heeft een door hem als ‘conclusie van dupliek’ aangemerkt nadere reactie ingediend. Belanghebbende heeft op 13 maart 2022 een nader stuk ingediend.
5. Belanghebbende betoogt dat de rechtbank de proceskostenvergoeding onjuist heeft vastgesteld door een onjuiste waarde per procespunt toe te kennen. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte geen procespunt toegekend voor de telefonische hoorzitting in de bezwaarfase.
6. Het Hof is van oordeel dat het hoger beroep van belanghebbende tegen de proceskostenvergoeding zoals vastgesteld door de rechtbank slaagt. Het Hof zal de proceskostenvergoeding voor bezwaar, beroep en hoger beroep opnieuw vaststellen zoals hieronder opgenomen.
Slotsom
7. De slotsom is dat de uitspraak van de rechtbank vernietigd dient te worden. Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond.

Kosten

Aangezien het hoger beroep van belanghebbende slaagt, acht het Hof termen aanwezig voor een veroordeling van de heffingsambtenaar in de (proces)kosten in bezwaar, beroep en hoger beroep van belanghebbende op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet.
De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). Voor het onderhavige geval zijn dat de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief vast op in totaal € 2.815, op de volgende wijze berekend:
- voor het bezwaar: 2 punten (bezwaarschrift en hoorzitting) x 1 (wegingsfactor) x € 269 = € 538;
- voor het beroep: 2 punten (beroepschrift en zitting) x 1 (wegingsfactor) x € 759 = € 1.518;
- voor het hoger beroep: 2 punten (beroepschrift en zitting) x 0,5 (wegingsfactor parkeerbelastingzaken conform richtsnoer Hof Den Bosch) = € 759.
De mondelinge uitspraak is gedaan op 11 mei 2022 door mrs. N. Djebali, voorzitter van de belastingkamer, M.J. Leijdekker en J-P.R. van den Berg, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H.E. Breman als griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de griffier.
De beslissing is op de datum van de mondelinge uitspraak in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.