ECLI:NL:GHAMS:2022:1817
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen en onderzoek naar terugplaatsing bij de moeder
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, geboren in 2009 en 2011. De moeder van de kinderen, die het gezag over hen uitoefent, had in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter van 11 februari 2022 aangevochten, waarin de kinderen onder toezicht waren gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing was verleend voor zes maanden. De moeder verzocht om de uithuisplaatsing te beëindigen of in duur te beperken, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) de verzoeken van de moeder wilde afwijzen en de bestreden beschikking wilde bekrachtigen.
Het hof overwoog dat er al lange tijd grote zorgen waren over de veiligheid van de kinderen in de opvoedomgeving bij de moeder, die in het verleden getuige was geweest van huiselijk geweld en vermoedens van drugsgebruik. Ondanks enkele positieve ontwikkelingen aan de zijde van de moeder, zoals haar bereidheid om samen te werken met de hulpverlening, was het hof van oordeel dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig waren. Het hof bekrachtigde de beslissing van de kinderrechter en benadrukte het belang van het onderzoeken van de mogelijkheden voor terugplaatsing van de kinderen bij de moeder of plaatsing in het netwerk.
De beslissing van het hof houdt in dat de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden wordt gehandhaafd, en dat er op korte termijn stappen moeten worden ondernomen om de opvoedmogelijkheden van de moeder en de plaatsingsmogelijkheden binnen het netwerk te onderzoeken. Het hof benadrukte dat zowel de moeder als de GI een belangrijke rol hebben in het verdere verloop van de zaak.