ECLI:NL:GHAMS:2022:2441

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
200.303.185/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over zorgplicht en uitkering van depotgelden

In deze zaak hebben EREZ CORPORATE SERVICES B.V. en TALLY’S HOLDING B.V. een klacht ingediend tegen een notaris wegens vermeende schending van de zorgplicht. De klacht betreft de uitkering van gelden die onder de notaris waren gehouden, terwijl de klaagsters hadden aangekondigd conservatoir derdenbeslag te willen leggen op deze gelden. De notaris heeft de gelden echter uitgekeerd aan zijn opdrachtgevers, Dromore B.V. en Precision Investments B.V., zonder de klaagsters te informeren over deze uitkering. De klaagsters stellen dat de notaris hen niet heeft geïnformeerd over de uitbetaling, waardoor zij niet in staat waren hun vorderingen veilig te stellen. De kamer voor het notariaat heeft de klacht ongegrond verklaard, maar de klaagsters zijn in hoger beroep gegaan.

Het hof heeft de feiten en de procedure in de eerste aanleg in overweging genomen. Het hof oordeelt dat de notaris op basis van de depotovereenkomst verplicht was om de gelden uit te keren aan Dromore en PI, en dat hij geen zorgplicht had jegens de klaagsters, aangezien er geen beslag was gelegd op het moment van uitkering. De klaagsters hadden geen contractuele rechten op de gelden en de notaris was niet verplicht om rekening te houden met de aankondiging van een mogelijk beslag. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart de klacht ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.303.185/01 NOT
nummer eerste aanleg : 700583/NT 21-27
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 augustus 2022
inzake

1.EREZ CORPORATE SERVICES B.V.,

2. TALLY’S HOLDING B.V.,
beide gevestigd te Hilversum,
appellanten,
gemachtigde: mr. E.N. Nordmann, advocaat te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
notaris te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.A. Oskamp, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna klaagsters (afzonderlijk: klaagster sub 1 en klaagster sub 2) en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

De klacht gaat over het schenden van de zorgplicht door de notaris, die de onder hem gehouden gelden heeft uitgekeerd aan zijn opdrachtgevers, hoewel klaagsters hem ervan op de hoogte hadden gebracht dat zij op korte termijn verwachtten een verlof te krijgen tot het leggen van conservatoir derdenbeslag op die gelden. De notaris heeft bovendien niet gereageerd op het verzoek van klaagsters de gelden onder zich te houden en op het moment van beslaglegging heeft hij niet direct laten weten dat de gelden al waren uitbetaald.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klaagsters hebben op 24 november 2021 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 26 oktober 2021 (ECLI:NL:TNORAMS:2021:20).
2.2.
De notaris heeft op 26 januari 2022 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
Klaagsters hebben op 5 mei 2022 een aanvullende productie ingediend.
2.4.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 mei 2022. [naam 1] (namens klaagsters), vergezeld van de gemachtigde, en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klaagsters aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
De feiten zijn als volgt:
3.1.
Klaagster sub 1 treedt onder meer op als trustee en adviseert op het gebied van management en bedrijfsvoering.
3.2.
Precision Holdings B.V. is houder van alle aandelen in Precision Investments B.V. (hierna: PI). Klaagster sub 2 houdt 10% van de aandelen in Precision Holdings B.V. De bestuurder/enig aandeelhouder van klaagster sub 2 is eveneens algemeen directeur van klaagster sub 1.
3.3.
De klacht heeft betrekking op een depotovereenkomst, die op 22 december 2014 is aangegaan door Dromore B.V. (hierna: Dromore) en PI.
Dromore en PI zijn houdstermaatschappijen die (indirect) actief zijn in de hotelbranche en zich onder meer bezig houden met de middellijke aankoop en verkoop van onroerende zaken, meer specifiek in de hotelbranche.
Vanaf november 2013 waren PI en Dromore ieder voor 50% aandeelhouder in Precision Investment II B.V. (hierna PI II). Het belangrijkste actief van PI II was het “Sony-gebouw” te Badhoevedorp.
Op 24 december 2014 hebben Dromore en PI alle aandelen in het kapitaal van PI II verkocht aan Ayholland B.V., handelend onder de vlag van het Corendon concern (hierna: Ayholland). Ayholland wilde het Sony-gebouw verkrijgen om het als hotel te exploiteren. De notaris heeft de akte van overdracht gepasseerd.
3.4.
Dromore heeft een arbitrageprocedure geëntameerd in Israël tegen de bestuurders van PI en klaagster sub 1 en daarbij gevorderd dat zij de schade zouden vergoeden voor de (beweerde) te lage verkoopprijs van het Sony-gebouw aan Ayholland. Daarom zijn Dromore en PI, voorafgaand aan de overdracht op 24 december 2014, overeengekomen dat (onder meer) de koopsom van de aandelen in PI II, te weten een bedrag van € 7.714.552,05, op de derdengeldenrekening van de notaris zou worden gestort.
3.5.
Op 2 februari 2015 heeft Ayholland ten laste van Dromore en PI conservatoir beslag gelegd op (onder meer) de gelden die onder de notaris waren, tot een bedrag van € 1.725.678,50.
3.6.
Op 18 februari 2015 is namens [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ), klaagster sub 1 en Ceder Administratie en Belastingkantoor B.V. (hierna: Ceder) ten laste van Dromore conservatoir beslag gelegd onder de notaris. Aan [bedrijf] is verlof verleend voor een bedrag van € 239.861, aan klaagster sub 1 voor een bedrag van € 25.389 en aan Ceder voor een bedrag van € 2.435. Het conservatoire beslag van [bedrijf] is op 25 mei 2016 executoriaal geworden.
3.7.
Op 4 januari 2016 is namens [bedrijf] ten laste van PI conservatoir beslag gelegd onder de notaris en is verlof verleend voor een bedrag van € 239.861, welk beslag executoriaal is geworden op 24 februari 2016.
3.8.
Bij e-mail van 9 november 2016 heeft de gemachtigde van de notaris aan alle betrokkenen bericht dat een regeling is getroffen met de beslagleggers. Vervolgens hebben betalingen plaatsgevonden uit het depot aan Dromore, PI en [bedrijf] . De executoriale beslagen van [bedrijf] kwamen daarmee te vervallen. Op het restant van het depot (€ 2.722.310,13) rustten daarna nog de conservatoire beslagen van Ayholland (ten laste van zowel Dromore als PI), klaagster sub 1 (ten laste van Dromore) en Ceder (ten laste van Dromore).
3.9.
In de onder 3.4. genoemde arbitrageprocedure heeft Dromore klaagster sub 1 aansprakelijk gesteld voor een onjuiste waardering die aan de koop en verkoop van het Sony-gebouw ten grondslag lag. Klaagster sub 1 heeft voor Dromore (advies)werkzaamheden voor die verkoop uitgevoerd. De vorderingen van Dromore tegen de bestuurders van PI en klaagster sub 1 zijn bij arbitraal vonnis van 15 oktober 2020 afgewezen met veroordeling van Dromore in de proceskosten en de door klaagster sub 1 gemaakte juridische kosten. In het arbitrale vonnis is tevens de verdeelsleutel vastgelegd voor de tussen Dromore en PI te verdelen opbrengst van de verkoop van de aandelen in PI II. Het arbitrale vonnis is niet aan de notaris betekend; het is nog niet voor exequatur voorgelegd aan een rechtbank in Nederland.
3.10.
Bij brief van 3 december 2020 hebben Dromore en PI de notaris verzocht het depot aan hen uit te keren.
3.11.
Bij e-mail van 18 december 2020 heeft de gemachtigde van de notaris bij de toenmalige advocaat van klaagster sub 1 en Ceder geïnformeerd naar de status van de conservatoire beslagen. Diezelfde dag heeft de gemachtigde van de notaris ook bij de advocaat van Ayholland geïnformeerd naar de stand van zaken.
3.12.
Bij e-mail van 29 december 2020 heeft de toenmalige advocaat van klaagster sub 1 en Ceder de gemachtigde van de notaris bericht dat de beslagen namens klaagster en Ceder gelegd, zijn opgeheven of kunnen worden opgeheven: “
De bedragen zijn naar ik meen betaald en voor zover niet betaald, zal het nog resterende depot voldoende zijn om dat te regelen, aangezien we een executoriaal vonnis hebben en Ayholland niet het geheel toegewezen zal krijgen. Ik heb [naam 2] en [naam 3](hof: de gerechtsdeurwaarder)
in de cc gezet voor het geval dat het beslag niet is opgeheven, dan mag dat alsnog gebeuren.
3.13.
Op 5 januari 2021 heeft de notaris het bericht ontvangen dat de beslagen van klaagster sub 1 en Ceder als opgeheven konden worden beschouwd.
3.14.
Bij e-mail van 10 januari 2021 heeft de gemachtigde van de notaris Dromore en PI bericht dat nog met beslaglegger Ayholland overeenstemming diende te worden bereikt over de betalingsverzoeken.
3.15.
Vervolgens hebben Dromore en PI op 20 januari 2021 een kort geding aanhangig gemaakt tegen de notaris om hem te verplichten het depot aan hen uit te keren.
3.16.
Bij e-mail van 9 februari 2021 heeft de gemachtigde van de notaris aan de advocaten van klaagster sub 1 en Ceder, Dromore en PI en Ayholland verslag gedaan van de feiten en een voorstel gedaan over de wijze van uitbetaling van het depot.
3.17.
Bij e-mail van 11 februari 2021 heeft de advocaat van Dromore en PI de gemachtigde van de notaris bericht dat met Ayholland schikkingsonderhandelingen gaande waren.
3.18.
Op 15 februari 2021 is een schikking tot stand gekomen tussen Dromore, PI en Ayholland en zijn bij e-mail de door hen ondertekende instructiebrieven tot uitbetaling van het depot aan de notaris gezonden.
3.19.
Bij e-mail van 16 februari 2021 heeft de gemachtigde van de notaris een overzicht gegeven van de aanwending van de gelden van het depot, waarmee Dromore, PI en Ayholland hebben ingestemd.
3.20.
Bij faxbericht van 16 februari 2021 heeft de gemachtigde van klaagsters de notaris bericht dat klaagsters een verzoekschrift tot het leggen van conservatoir derdenbeslag onder de notaris hadden ingediend bij de voorzieningenrechter: klaagster sub 1 voor een vordering op Dromore voor een bedrag van € 750.000 en klaagster sub 2 voor een vordering op Precision Holdings B.V. voor een bedrag van € 150.000. De gemachtigde van klaagsters heeft de notaris verzocht (en voor zover rechtens vereist gesommeerd) om de bedragen ten aanzien waarvan beslag werd gelegd niet door te storten aan Dromore en PI.
3.21.
Op 17 februari 2021 heeft de notaris de gelden aan Dromore en PI uitbetaald, zoals in de e-mail van 16 februari 2021 van de gemachtigde van de notaris omschreven.
3.22.
Het verlof tot het leggen van conservatoir beslag door klaagsters is op 26 februari 2021 verleend. Op 1 maart 2021 heeft klaagster sub 1 ten laste van Dromore en klaagster sub 2 ten laste van PI conservatoir beslag gelegd onder de notaris.
3.23.
Op 18 maart 2021 heeft de notaris de verklaringen derdenbeslag afgelegd (in het formulier als bedoeld in artikel 475 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv)).
3.24.
Bij brief van 22 maart 2021 heeft de gemachtigde van klaagsters de notaris aansprakelijk gesteld voor de door klaagsters gestelde schade.
3.25.
Bij brief van 30 maart 2021 heeft de gemachtigde van de notaris namens de notaris de aansprakelijkheid van de hand gewezen.

4.Standpunt van klaagsters

4.1.
De klacht van klaagsters valt uiteen in de volgende onderdelen:
1) de notaris heeft zijn zorgplicht geschonden doordat hij, terwijl hij op de hoogte was van de indiening van het beslagrekest door klaagsters en de op korte termijn te verwachten verloven tot conservatoir derdenbeslag, de volledig onder hem gehouden gelden heeft overgemaakt aan Dromore en PI en niet de bedragen van de genoemde vorderingen heeft achtergehouden totdat meer duidelijkheid was verkregen. Bovendien heeft de notaris op geen enkel moment contact gezocht met klaagsters of hun advocaat, terwijl hij die partijen goed kende en wist van hun betrokkenheid bij de zaak;
2) de notaris heeft gezwegen waar hij moest praten: ten eerste heeft hij niet geantwoord op het verzoek de gelden onder zich te houden en ten tweede heeft hij op het moment van beslaglegging niet direct laten weten dat de gelden al waren uitbetaald. Daardoor hebben klaagsters niet alleen de gelden niet veilig kunnen stellen, maar hebben zij hoge kosten moeten maken voor betekening, overbetekening en dagvaarding binnen veertien dagen in het buitenland;
3) doordat de notaris zijn zorgplicht heeft geschonden zijn klaagsters benadeeld in hun vordering nu de gelden die door de notaris zijn uitgekeerd naar het buitenland zijn overgemaakt. Klaagsters stellen dat de gelden zijn verduisterd en dat de notaris daaraan heeft meegewerkt, wetende dat Dromore en PI geen bankrekening hebben in Nederland. Een redelijk handelend notaris zou navraag hebben gedaan en geen gevolg hebben gegeven aan de kennelijke druk om snelle uitbetaling na zes jaar depot, waarvan hij wist dat de gevraagde snelheid te maken had met de benadeling van klaagsters, aan hem bekende partijen.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagsters tegen de notaris ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel 1: zorgplicht notaris
5.2.
De kamer heeft als volgt geoordeeld. Tussen Dromore en PI is een depotovereenkomst gesloten. In dat kader hield de notaris gelden onder zich en verkregen Dromore en PI een voorwaardelijke vordering op de notaris. In de akte is bepaald dat Dromore en PI een onvoorwaardelijke vordering uit het depot kregen na een schriftelijke opdracht van hen aan de notaris. In dat geval was de notaris verplicht tot uitkering overeenkomstig die opdracht. In december 2020 hebben Dromore en PI de notaris opdracht gegeven tot uitkering van het volledige depot. Eerst diende er duidelijkheid te zijn over de opheffing van eerder onder de notaris gelegde beslagen en vervolgens heeft het enige tijd geduurd voordat Dromore en PI en Ayholland (de overgebleven beslaglegger) overeenstemming hadden bereikt over uitbetaling van de gelden uit het depot. Klaagsters zijn geen partij en ook niet anderszins betrokken bij de afhandeling van het depot. Op grond van zijn geheimhoudingsplicht stond het de notaris daarom niet vrij om aan klaagsters daarover mededelingen te doen. Op 15 februari 2021 lag er een schriftelijke opdracht van Dromore en PI aan de notaris tot uitkering van het depot. Na eenstemmigheid over de aanwending van de gelden uit het depot op 16 februari 2021 heeft de notaris de gelden op 17 februari 2021 uitgekeerd en daarmee uitvoering gegeven aan de depotovereenkomst. Met de notaris is de kamer van oordeel dat alleen een gelegd beslag de uitbetaling op 17 februari 2021 had kunnen voorkomen; met de enkele aankondiging van klaagsters van (een verzoekschrift voor verlof tot het leggen van) een beslag op 16 februari 2021 hoefde de notaris geen rekening te houden. Bovendien zou hij in dat geval wanprestatie plegen jegens Dromore en PI. Een (contractuele) plicht van de notaris om met de uitkering van de gelden uit het depot te wachten bestond er dan ook niet.
Klaagsters hadden geen contractuele rechten, laat staan een sterker recht dan de contractuele relatie van Dromore en PI met de notaris. Klaagsters hadden immers nog geen verlof gekregen om beslag te leggen en ook nog geen beslag gelegd onder de notaris.
5.3.
In hoger beroep voeren klaagsters aan dat de kamer ten onrechte heeft overwogen dat alleen een gelegd beslag de uitbetaling van 17 februari 2021 had kunnen voorkomen. De kamer heeft volgens klaagsters eveneens ten onrechte overwogen dat de notaris geen rekening hoefde te houden met de enkele aankondiging van een verzoekschrift tot het leggen van een conservatoir beslag. De kamer is bij de beoordeling van dit klachtonderdeel volledig eraan voorbijgegaan dat de notaris bekend was met de perikelen tussen Dromore en PI enerzijds en klaagsters anderzijds. Klaagsters waren weliswaar geen partij bij de depotovereenkomst, maar wel partij in het geheel. Op het onder de notaris gehouden depot is in het verleden eerder beslag gelegd door klaagsters dan wel de aan hen gelieerde ondernemingen. De notaris wist dus het nodige over klaagsters, hij wist van de betrokkenheid van klaagsters en hij wist ook dat het beslag en de vordering geen loze dreigementen waren. Hoewel hij was geïnformeerd over het verzoek om beslagverlof, heeft de notaris besloten tot uitbetaling van het volledige depot over te gaan zonder nader onderzoek in te stellen. De notaris heeft daarmee de zorgplicht die op hem rustte geschonden en geen acht geslagen op de belangen van de aan hem bekende derden, terwijl hij was gewezen op de bij klaagsters bestaande vrees voor verduistering van de gelden door Dromore en PI.
5.4.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de kamer en de gronden waarop dat oordeel berust. De notaris had een verplichting jegens Dromore en PI om tot uitbetaling van de gelden over te gaan. De notaris heeft – zoals in het Novitaris-arrest is benadrukt – onder bijzondere omstandigheden ook een zorgplicht voor de belangen van derden. Die zorgplicht jegens derden gaat echter niet zo ver dat een notaris zijn verplichtingen tot uitbetaling van de koopsom voor de aandelen moet opschorten in een geval als het onderhavige, waarin door klaagsters nog geen derdenbeslag daarop was gelegd, maar slechts een aankondiging van een mogelijk te leggen conservatoir derdenbeslag werd gedaan. De notaris was slechts als depothouder bij de onderhavige kwestie betrokken en het enkele feit dat eerder aan hem beslagstukken waren betekend, is onvoldoende voor de conclusie dat hij van de hoed en de rand wist. Daarbij komt nog dat, als dat al anders was geweest, de vrees dat een van de partijen bij de depotovereenkomst een gegronde vordering van klaagsters niet zou voldoen en mogelijk geen verhaal zou bieden, onvoldoende grond oplevert om, voorafgaand aan een nog te leggen beslag, te handelen alsof dat beslag al zou zijn gelegd, door de gelden onder zich te houden. Hoe onzeker de situatie op het moment van de aankondiging nog was, wordt geïllustreerd door het feit dat het beslag uiteindelijk pas dertien dagen later, namelijk op 1 maart 2021, is gelegd. Er bestaat geen rechtsregel op grond waarvan de notaris verplicht was de gelden tot die tijd vast te houden voor klaagsters. De notaris heeft geen zorgplicht geschonden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 2: het zwijgen van de notaris
5.5.
Volgens klaagsters heeft de notaris ten onrechte gezwegen op twee verschillende momenten. Ten eerste op 16 februari 2021. Op die datum ontving de notaris een schrijven waarin de vordering en het belang van klaagsters kenbaar zijn gemaakt met het verzoek om bevestiging. De notaris heeft aan klaagsters geen reactie gestuurd. De notaris had op dat moment kunnen schrijven dat zolang geen beslag was gelegd, hij geen rekening zou houden met deze aankondiging, maar ook dat heeft de notaris nagelaten. Ten tweede heeft de notaris gezwegen nadat hij de gelden op 17 februari 2021 uit het depot had uitgekeerd. De notaris heeft klaagsters niet bericht dat het gelegde conservatoire beslag geen doel had getroffen Daardoor heeft de notaris klaagsters onnodige hoge beslagkosten laten maken. De notaris wist, althans behoorde te weten dat na de beslaglegging de dagvaarding binnen veertien dagen moest worden opgesteld en ook nog in Israël moest worden betekend, hetgeen hoge kosten met zich bracht. Als de notaris op 17 februari 2021 of na ontvangst van de beslagstukken aan klaagsters had gemeld dat het geld niet meer in depot was, hadden de beslagkosten en/of de betekeningskosten kunnen worden vermeden, aldus klaagsters.
5.6.
Zoals ook door de kamer is overwogen, kon de notaris op grond van zijn geheimhoudingsplicht aan klaagsters geen mededelingen doen over de afhandeling van het depot. Dat de notaris niet (meteen) heeft gereageerd op de e-mail van 16 februari 2021 is dan ook niet klachtwaardig.
5.7.
Op grond van artikel 476a lid 1 Rv is de derde-beslagene zodra twee weken zijn verstreken na het leggen van het beslag, dan wel vier weken als de beslagene dit schriftelijk heeft verzocht, verplicht tot het doen van een verklaring van hetgeen door het beslag is getroffen, ook als hij meent dat het beslag geen doel treft. Een verkorting van de tweewekentermijn is mogelijk met instemming van de beslagene. De derde-beslagene en de beslagene kunnen altijd overeenkomen dat eerstgenoemde eerder verklaart, maar niet later dan na vier weken (MvT,
Kamerstukken II2018/2019, 35225, 3, p. 50).
5.8.
Op 1 maart 2021 heeft klaagster sub 1 ten laste van Dromore en klaagster sub 2 ten laste van PI conservatoir beslag gelegd onder de notaris. Op 18 maart 2021 heeft de notaris voornoemde verklaring afgelegd. Dat is – gelet op het voorgaande in 5.7. – tijdig en conform wettelijk voorschrift, want de notaris heeft niet eerder dan twee weken maar niet later dan vier weken verklaard. Dat klaagsters in de tussentijd nodeloos kosten hebben gemaakt, komt voor rekening en risico van klaagsters als beslagleggers. Na de beslaglegging hadden klaagsters, die werden vertegenwoordigd door hun advocaat, de mogelijkheid van een vervroegde verklaring kunnen onderzoeken om te voorkomen dat zij wellicht nodeloze kosten zouden maken om twee dagvaardingen op te stellen en te betekenen in Israël. Voor zo’n vervroegde verklaring was instemming van de beslagenen – Dromore en PI – vereist. Het lag niet op de weg van de notaris daar achteraan te gaan. De overweging van de kamer dat het de notaris zou hebben gesierd indien hij klaagsters eerder had laten weten dat het beslag geen doel had getroffen is dan ook ongegrond, zoals de notaris in hoger beroep terecht heeft opgemerkt.
De klacht van klaagsters is ook op dit onderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 3: verduistering gelden
5.9.
Klaagsters voeren ook in hoger beroep aan dat de notaris te snel het volledige depotbedrag heeft uitgekeerd aan Dromore en PI. De kamer heeft dat ten onrechte als onvoldoende ondersteund aangemerkt. De notaris is op 16 februari 2021 geïnformeerd over het te verwachten verlof, maar ondanks deze informatie en zonder het verlof af te wachten heeft de notaris op 17 februari 2021 het volledige bedrag uitgekeerd. Tussen beide handelingen is minder dan 24 uur verstreken. De notaris wist dat klaagsters aanspraken hadden op het depotbedrag en dat reële vrees bestond voor verduistering bij volledige uitbetaling. Doordat de notaris het conservatoire beslag niet heeft afgewacht en het volledige bedrag aan Dromore en PI heeft overgemaakt zijn bedragen naar het buitenland overgeheveld en is daarmee aan klaagsters de mogelijkheid ontnomen hun vorderingen te gelde te maken, aldus klaagsters.
5.10.
Zoals hiervoor reeds is geoordeeld, bestond voor de notaris geen verplichting de gelden onder zich te houden. De notaris was op grond van de depotovereenkomst met Dromore en PI gehouden tot uitbetaling aan die partijen over te gaan. Dat kan geen medewerking aan verduistering zijn. Daarnaast volgt uit de feiten dat de notaris drie maanden bezig is geweest met de uitkering van het depot. Dromore en PI hadden immers in december 2020 de notaris reeds opdracht gegeven tot uitkering van het depot en pas nadat volledige overeenstemming was bereikt met de overgebleven beslaglegger, Ayholland, en nadat de notaris op 17 februari 2021 daartoe schriftelijk opdracht had gekregen, is het depot uitgekeerd op de derdengeldenrekeningen van de advocaten van die partijen. Ten overvloede zij opgemerkt dat het hof in de brieven van de gemachtigde van klaagsters van 16 februari 2021 niets leest over een vrees voor verduistering. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
5.11.
De conclusie is dat alle klachtonderdelen ongegrond zijn. Het hof zal de bestreden beslissing dan ook bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.R. Sturhoofd, J.C.W. Rang en J.H. Lieber en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2022 door de rolraadsheer.