Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellante 1] ,
[appellant],
[appellante 2],
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
concrete aanneemsomzijn overeengekomen. Dit betekent dat [geïntimeerde] als opdrachtgever op grond van artikel 7:752 BW een redelijke prijs is verschuldigd voor de door [appellante] als aannemer verrichte werkzaamheden.
contante betaling van € 15.000,=aan [appellante] heeft gedaan, onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat daarvan wordt uitgegaan. Het betaalde bedrag is hoger dan het totaalbedrag van de twee facturen van 1 juli 2017. De vordering van [appellante] tot betaling van die facturen wordt reeds daarom afgewezen.
redelijke prijszou zijn voor de door [appellante] tot 12 juli 2017 verrichte werkzaamheden. Door het meerdere niet te voldoen is [geïntimeerde] dus niet tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. De door [appellante] in reconventie gevorderde verklaring voor recht wordt dan ook afgewezen.
periode van 12 juli 2017 tot de ingebrekestelling van 7 november 2017heeft stilgelegen zonder dat partijen elkaar daarvan een verwijt kunnen maken. [appellante] was dus op 12 juli 2017 niet in verzuim. De in door [geïntimeerde] gevorderde verklaring voor recht, die is gebaseerd op de stelling dat [appellante] vanaf 12 juli 2017 in verzuim was, wordt daarom afgewezen.
in gebreke gestelddoor haar in de gelegenheid te stellen binnen vier weken na dagtekening van de brief de in de rapporten van [bedrijf] en BouwCheck genoemde gebreken te herstellen. [appellante] heeft van de geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt en is in verzuim geraakt. Als datum van verzuim wordt 19 december 2017 aangehouden, omdat - naar niet is betwist - [appellante] de ingebrekestelling van 7 november 2017 pas op 15 december 2017 heeft ontvangen en toen heeft toegezegd voor 19 december 2017 inhoudelijk te reageren, wat zij niet heeft gedaan.
loodgieter [naam 2], die volgens [appellante] tijdens de verbouwingsperiode ook in opdracht van [geïntimeerde] werkzaam was in de woning. [geïntimeerde] heeft betwist de opdrachtgever van [naam 2] te zijn geweest. Nu [appellante] haar stellingen in deze niet nader heeft onderbouwd, wordt daaraan voorbij gegaan.
inhoud van de rapporten van BouwCheck en [bedrijf]onvoldoende betwist, zodat ervan wordt uitgegaan dat de in deze rapporten genoemde gebreken hun oorzaak vinden in gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden door [appellante] .
omvang van de schadedraagt [geïntimeerde] de bewijslast van de omvang van de overeengekomen opdracht. De rechtbank is aan de hand van de stellingen van partijen en de onderbouwingen per post nagegaan wat de opdracht moet zijn geweest. Wat betreft de omvang van de schade heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het door [geïntimeerde] overgelegde overzicht van al dan niet uitgevoerde herstelwerkzaamheden (aanvullende productie 18) dat hij heeft gebaseerd op het rapport van BouwCheck. [appellante] heeft die individuele schadeposten en de begroting daarvan immers niet concreet bestreden. Voor vergoeding komen alleen die posten in aanmerking die zien op gebreken die niet voor de datum van verzuim (19 december 2017) door derden zijn hersteld. Naast de desbetreffende in het rapport van BouwCheck genoemde schadeposten zal dan ook alleen rekening worden gehouden met de door [geïntimeerde] in het geding gebrachte facturen die betrekking hebben op herstelwerkzaamheden die na het verzuim daadwerkelijk zijn uitgevoerd.
expertiseonderzoekvan BouwCheck is toewijsbaar.
misgelopen opdrachtenbestaat, gelet op het voorgaande, geen grondslag.