ECLI:NL:GHAMS:2022:3125

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
23-003763-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor onder meer de handel in drugs, deelneming aan een criminele organisatie en witwassen met constatering van vormverzuim bij onderzoek aan smartphone

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1978 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder de handel in drugs, deelneming aan een criminele organisatie en witwassen. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van MDMA, het voorhanden hebben van een vuurwapen en het deelnemen aan een organisatie die zich bezighoudt met de handel in verdovende middelen. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een criminele organisatie die zich gedurende een periode van ruim acht maanden bezighield met de internationale handel in verdovende middelen. De verdachte had een actieve rol in deze organisatie en heeft samen met anderen een koffer met een handelshoeveelheid MDMA uitgevoerd naar Paraguay. Tijdens de aanhouding van de verdachte op 11 april 2018 werd in zijn auto een koffer met ruim 15 kilogram XTC-tabletten aangetroffen, evenals een vuurwapen met munitie in zijn woning. Het hof heeft ook geoordeeld over de rechtmatigheid van de doorzoekingen en het onderzoek aan de smartphone van de verdachte, waarbij werd vastgesteld dat er onherstelbare vormverzuimen waren gepleegd. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaren en 10 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen en de onttrekking aan het verkeer van namaakgoederen bevolen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003763-19
datum uitspraak: 4 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-720014-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2022 en 21 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a Sv in eerste aanleg, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 april 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad 15,33 kilogram/46.123 stuks pillen, in elk geval een (handels) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4- methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 11 april 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een vuurwapen/pistool (merk/type: "CZ" “VZOR" 50 cal 7.65) en/of bijbehorende munitie
(8 [scherpe] patronen, merk CBC, kaliber .32) van categorie III voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2018 tot en met 16 februari 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of in de gemeente Zwolle, althans in Nederland en/of te Frankfurt, Duitsland, en/of te Lissabon, Portugal en/of te Sao Paulo, Brazilië en/of te Asuncion, Paraguay, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet bedoeld als in artikel 1 lid 5 Opiumwet,
en/of
opzettelijk heeft bereid, bewerkt en/of verwerkt, en/of verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad vier kilogram MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), althans een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4- methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2018 tot en met 16 februari 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of in de gemeente Zwolle, althans in Nederland en/of te Frankfurt, Duitsland, en/of te Lissabon, Portugal en/of te Sao Paulo, Brazilië en/of te Asuncion, Paraguay, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van vier kilogram MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), althans een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit( en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), daartoe
- met [medeverdachte 2] afgesproken en/of voorgesteld dat deze [medeverdachte 2] 4 kilogram, althans een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4- methyleendioxymethamfetamine) zal vervoeren en/of afleveren en/of verstrekken (in Paraguay) en/of buiten het grondgebied van Nederland zal brengen (als terugbetaling) en/of
- 4 kilogram, althans een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
(3,4-methyleendioxymethamfetamine) besteld en/of ingekocht en/of voorbereid/bewerkt voor transport (in een koffer) en/of afgeleverd/overgedragen en/of doen afleveren/doen overdragen aan [medeverdachte 2] en/of
- een kopie paspoort van [medeverdachte 2] gevraagd om een vliegticket voor vertrek van die [medeverdachte 2] aan te schaffen en/of te doen aanschaffen en/of
- [medeverdachte 2] (met 4 kilogram, althans een handelshoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) opgehaald en/of vervoerd vanuit Nederland naar (de luchthaven van) Frankfurt en/of
- [medeverdachte 2] (telefonisch) instructie(s) en/of informatie gegeven over de levering/verstrekking van de 4 kilogram MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) aan een of meer perso(o)n(en), en/of
- [medeverdachte 2] (middels een moneytransfer) 100,= euro toegezonden;
4.
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2017 tot en met 28 augustus 2018 te Hoofddorp en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Zwolle en/of te Zwaag, gemeente Hoorn en/of te Westzaan, gemeente Zaanstad, althans in Nederland en/of in/op de Dominicaanse Republiek, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten de verdachte [verdachte] en [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of één of meer andere mededader(s), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en/ of artikel 10a eerste lid Opiumwet (te weten het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van [een] [handelshoeveelheid/-hoeveelheden] van een middel[en] als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, [te weten: cocaïne en/of fentanyl en/of MDMA [3,4 methyleendioxymethamfetamine] en/of lsd [lysergide]
en/of
het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of aanwezig hebben van [een] [handelshoeveelheid/-hoeveelheden] van een middel[en] als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, [te weten: cocaïne en/of fentanyl en/of MDMA [3,4-methyleendioxymethamfetamine] en/of lsd [lysergide] [in en/of vanuit en/of naar Nederland en/of de Dominicaanse Republiek en/of Canada en/of Brazilië en/of de Verenigde Staten en/of Duitsland en/of Paraguay]),
en/of
het verrichten van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen gericht op het binnen en/of het buiten het grondgebied van Nederland brengen van [een] [handelshoeveelheid/-hoeveelheden] van een middel[en] als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, [te weten: cocaïne en/of fentanyl en/of MDMA [3,4 methyleendioxymethamfetamine] en/of lsd [lysergide]
en/of
het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen [in en/of vanuit en/of naar Nederland en/of de Dominicaanse Republiek en/of Canada en/of Brazilië en/of de Verenigde Staten en/of Duitsland en/of Paraguay] van [een] [handelshoeveelheid/-hoeveelheden] van [een] middel[en] als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, [te weten: cocaïne en/of fentanyl en/of MDMA [3,4-methyleendioxymethamfetamine] en/of lsd [lysergide]);
5.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2016 tot en met 11 april 2018, te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Amsterdam althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) (een) voorwerp(en), (te weten een of meer [verschillende] [grote] hoeveelheid/hoeveelheden (contant[e]) geld(bedrag[en])
- (ongeveer) 41.520,= euro (in zijn woning) en/of 15.100,= euro (in de Skoda Octavia) en/of
- 13.900,= euro (aan contante uitgave/betaling personenauto Skoda Octavia) en/of
- 11.500,= euro (aan contante uitgave/betaling personenauto Citroën c4 Picasso) en/of
- 13.200,= euro (aan contante uitgaven/betalingen huur en/of gas en/of licht en/of water) en/of
- 1.159,= euro (aan contante uitgave/betaling Iphone X) en/of
- (totaal) 338.552,49 euro (aan contante uitgave/betalingen voor een of meer goederen en/of merkkleding en/of diensten) en/of
- vier laptops (macbook air, merk “Apple” en/of merk: “Toshiba” en/of merk: “HP”) en/of
- drie iphones en/of drie tablets (merk: ipad merk “Apple” en “Samsung”) en/of
- een ipod (merk: “Apple”) en/of
- vier gsm-toestellen (merk: black phone en/of “Zizo” en/of “Samsung”) en/of
- acht horloges (waarvan vijf van het merk: "Rolex" en/of een van het merk: “TW Steel” en/of een van het merk: “Emporio Armani” en/of een van het merk: “US polo”) en/of
- een ring (met steentjes) en/of
- een fototoestel (merk: “Casio”) en/of
- drie handtassen (merk: “Burberry” en/of “Prada” en/of “Philip Plein”) en/of
- een jas (merk: “Phillip Plein”) en/of
- twaalf paar schoenen (merk: “Louis Vuitton” en/of “Phillip Plein” en/of “Prada”) en/of - negen broeken (merk: “Phillip Plein” en/of “Dsqaured2”) en/of
- twee poloshirts (merk: “Moncler”) en/of
- een overhemd (merk: “Phillip Plein”) en/of
- vier t-shirts (merk: “Phillip Plein”) en/of
- een sweater (merk: “Dsqaured2”) en/of
- twaalf riemen (merk: “Ferragamo” en/of “Gucci” en/of “Louis Vuitton” en/of “Phillip Plein”)
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voornoemde voorwerp(en) en/of geldbedragen gebruik gemaakt
en/of
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren op dit/dat/die/deze voorwerp(en)/geldbedrag(en) en/of wie dit/dat/die/deze voorwerp(en) /geldbedrag(en) voorhanden had(den), terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), dat voornoemd(e) voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Partiële nietigheid van de inleidende dagvaarding met betrekking tot feit 2

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de dagvaarding in eerste aanleg wat betreft feit 5, zesde gedachtestreepje [witwassen van in totaal 338.552,49 euro (aan contante uitgave/betalingen voor een of meer goederen en/of merkkleding en/of diensten)], partieel nietig dient te worden verklaard. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het in de tenlastelegging genoemde bedrag niet concreet gespecificeerd is en dat niet duidelijk is welke van de 57 uitgaven die op het overzicht DOC-211 worden genoemd tenlastegelegd zijn, temeer omdat het moet gaan om contante betalingen.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van artikel 261 Sv moet de dagvaarding onder meer een opgave van het ten laste gelegde feit bevatten alsmede de omstandigheden waaronder dat feit zou zijn begaan. Ten aanzien van het onder 5, zesde gedachtestreepje tenlastegelegde ‘witwassen van in totaal € 338.552,49 (aan contante uitgaven/ betalingen voor een of meer goederen en/of merkkleding en/of diensten’ stelt het hof vast dat dit voldoende feitelijk en geconcretiseerd is. Het bedrag is immers de optelsom van de op het door de raadsvrouw aangehaalde overzicht van de in Nederland gedane betalingen. De officier van justitie heeft dit toegelicht in eerste aanleg. Op de zitting van 17 september 2019 heeft de officier van justitie gezegd dat de aankopen en uitgaven, die de verdachte in Italië en Zwitserland heeft gedaan, niet zijn meegenomen in de tenlastelegging om niet verzeild te raken in vraagstukken met betrekking tot rechtsmacht. Dit geldt ook voor een met cash geld betaald paspoort. Er resteert dan volgens de officier van justitie een bedrag van € 338.552,00. In dat bedrag zijn zowel de contante betalingen opgenomen als de facturen met daarop ‘per bank betaald’. In het licht van de tekst van de tenlastelegging en in het bijzonder de daarin genoemde pleegplaats, en mede bezien de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, is naar het oordeel van het hof duidelijk op welk concrete betalingen de tenlastelegging betrekking heeft, zodat het duidelijk was waartegen de verdachte zich had te verdedigen. De tenlastelegging voldoet in zoverre dan ook aan de eisen van artikel 261 Sv. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank. Het hof sluit zich echter aan bij de overwegingen van de rechtbank en zal deze dan ook grotendeels en zoals hierna gespecificeerd overnemen.

Bewijsoverwegingen

Beroep op bewijsuitsluiting vanwege vormverzuim
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een deel van de verkregen onderzoeksresultaten moet worden uitgesloten van het bewijs van de ten laste gelegde feiten. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft zij – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Doorzoeking woning [adres]
Op grond van feiten en omstandigheden die zijn vastgesteld in het onderzoek tegen de op 10 april 2018 op de luchthaven Schiphol aangehouden medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) vond in de avond van 11 april 2018 op vordering van de officier van justitie en onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in de woning aan de [adres] . Hieraan was ten grondslag gelegd dat dit adres was aangetroffen in de telefoon van [medeverdachte 1] , terwijl deze geen banden met Nederland heeft, op het adres geen personen stonden ingeschreven en de woning een gesloten/afgedichte indruk maakte.
De aan weinig beperkingen onderworpen doorzoekingsbevoegdheid van de rechter-commissaris kan niet impliceren dat een doorzoeking, onder welke omstandigheden dan ook, per definitie in overeenstemming is met het recht. Er dient een zorgvuldige afweging plaats te vinden van alle bij de doorzoeking betrokken belangen. De verdenking van witwassen jegens [medeverdachte 1] kan niet worden aangemerkt als een voorafgaande noodzaak tot doorzoeking van de woning aan de [adres] , nu de voor die doorzoeking aangevoerde redenen feitelijk onjuist of onvoldoende redengevend waren om specifiek naar die woning te gaan. [medeverdachte 1] gaf immers al op 11 april 2018 aan enige band met Nederland te hebben en sinds 6 april 2018 stond op het [adres] adres de persoon ingeschreven die voorkwam op de in de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen foto. De rechter-commissaris had daarom niet tot toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot doorzoeking mogen komen, zodat die doorzoeking onrechtmatig heeft plaatsgevonden.
Als rechtstreeks gevolg van het uit het voorafgaande volgend onherstelbare vormverzuim zijn de in de tenlastelegging opgenomen goederen en voorwerpen verkregen; na doorzoeking van de woning heeft nog – met gebruikmaking van in de woning aangetroffen autosleutels – doorzoeking van de voertuigen plaatsgevonden. Door de onrechtmatige doorzoeking van de woning is in aanzienlijke mate inbreuk gemaakt op belangrijke strafvorderlijke voorschriften en is op verwijtbare wijze inbreuk gemaakt op de door die voorschriften gewaarborgde belangen van de verdachte, die daardoor nadeel heeft ondervonden, te weten schending van zijn huisrecht. Dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting ten aanzien van de goederen die zijn opgenomen in de omschrijving van de onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde feiten. De verdachte dient als gevolg daarvan te worden vrijgesproken van die feiten.
Onderzoek aan smartphone
Bij de doorzoeking van de Citroën C4 Picasso op 12 april 2018 werd onder meer een Samsung Galaxy smartphone in beslag genomen. Ten aanzien van die smartphone geldt eveneens dat de inbeslagneming daarvan als onrechtmatig kan worden aangemerkt, omdat deze rechtstreeks volgde op de onrechtmatige doorzoeking van de woning. Daarnaast geldt ten aanzien van deze smartphone dat deze door een medewerker van het Forensisch IT-team van de FIOD is onderzocht met gebruikmaking van een technisch hulpmiddel. Nu voor een dergelijk onderzoek een daarop toegesneden wettelijke regeling ontbreekt, moet dat onderzoek met een beroep op aangaande deze materie door de Hoge Raad gewezen arresten als onrechtmatig worden aangemerkt, nu dit onderzoek dusdanig verstrekkend is geweest dat daardoor een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is gemaakt. Immers, de normering die de Hoge Raad – in afwachting van wetgeving op dit terrein – heeft aangebracht ten aanzien van het onderzoek van gegevens in een smartphone, leidt voor de onderhavige zaak tot de conclusie dat bij het onderzoek de rechter-commissaris betrokken had moeten worden. De (nieuwe) standaardwerkwijze, dat in geval van inbeslagneming van een telefoon contact wordt opgenomen met de officier van justitie om toestemming te vragen voor onderzoek aan een telefoon, voldoet hier niet. Door de niet gerechtvaardigde schending van het voorschrift van art. 8 EVRM dienen de op de Samsung smartphone aangetroffen gegevens (afbeeldingen en chatgesprekken) te worden uitgesloten van het bewijs.
De verdachte dient als gevolg van deze bewijsuitsluiting te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 3 is ten laste gelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Doorzoeking woning [adres]
Het hof verwerpt – overeenkomstig de overwegingen van de rechtbank – het tot vrijspraak strekkende verweer ten aanzien van de doorzoeking in de woning.
In de eerste plaats volgt het hof de raadsvrouw niet waar zij de juistheid van de gegevens, die mede de grondslag vormden voor de doorzoeking van de woning in [adres], ter discussie stelt. Het adres [adres] , is op 10 april 2018 aangetroffen in de telefoon van [medeverdachte 1] en de FIOD heeft een adrescontrole gedaan. Uit die controle volgde dat niemand op dat adres ingeschreven stond op het moment van controle. Dat achteraf zou zijn gebleken dat sinds 6 april 2018 wel iemand op dat adres zou zijn ingeschreven, betekent niet dat de adrescontrole ondeugdelijk is geweest. Het door de FIOD geraadpleegde register vermelde die inschrijving kennelijk (nog) niet. Bij het genoemde adres aangekomen, zagen de opsporingsambtenaren dat de gordijnen gesloten waren. Gelet daarop leveren de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen aanknopingspunten op voor de veronderstelling dat een andere voorstelling van zaken met betrekking tot beschikbare feiten en omstandigheden is gepresenteerd dan in overeenstemming was met de uit het onderzoek tot dusverre bekend geworden gegevens.
Dat betekent, dat de voorwerpen die bij de doorzoeking van de woning onder leiding van de rechter-commissaris in beslag zijn genomen – waar onder begrepen de autosleutels met behulp waarvan later doorzoekingen van de auto’s hebben plaatsgevonden – op rechtmatige wijze in het onderzoek zijn betrokken. Dit verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Onderzoek aan smartphone
Ten aanzien van het onderzoek dat is uitgevoerd aan de inbeslaggenomen smartphone van de verdachte heeft als uitgangspunt te gelden, dat de huidige wettelijke regeling geen voorafgaande rechterlijke toetsing of tussenkomst van de officier van justitie vereist voor het doen van onderzoek door een opsporingsambtenaar aan zo’n in beslag genomen telefoon.
Aan dat uitgangspunt dient te worden toegevoegd dat een dergelijk onderzoek onrechtmatig kan zijn indien het zo verstrekkend is dat een min of meer compleet beeld wordt verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de gebruiker van die telefoon. In zijn arrest van 4 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:584) heeft de Hoge Raad te dien aanzien overwogen dat van een zo verstrekkend onderzoek in het bijzonder sprake zal kunnen zijn wanneer het gaat om onderzoek van alle in de smartphone opgeslagen of beschikbare gegevens met gebruikmaking van technische hulpmiddelen.
Om de dreigende onrechtmatigheid van dergelijk onderzoek aan een telefoon te voorkomen, kan een toereikende grondslag voor het bedoelde onderzoek worden gevonden in de eigen bevoegdheid van de officier van justitie alsook in die van de rechter-commissaris om voorwerpen in beslag te nemen en daaraan onderzoek te (doen) verrichten. In het bijzonder als het gaat om gevallen waarin op voorhand is te voorzien dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zeer ingrijpend zal zijn, valt – in het licht van art. 8 EVRM – te denken aan onderzoek door de rechter-commissaris.
Het hof heeft kennisgenomen van de ter terechtzitting in eerste aanleg van 19 september 2019 door de officier van justitie gedane mededeling dat door de officier van justitie toestemming is gegeven om deze telefoon te onderzoeken en dat dat ook is geverbaliseerd. Het hof stelt evenwel vast dat het dossier geen proces-verbaal bevat ten aanzien van deze toestemming, zodat onduidelijk is voor welk specifiek onderzoek aan de telefoon toestemming is gegeven en wanneer deze toestemming verleend is. Gelet hierop kan het hof niet vaststellen dat toestemming is gegeven voor het onderzoek dat met technische hulpmiddelen aan de telefoon is verricht. Nu dit onderzoek van dien aard was dat een min of meer compleet beeld kan worden verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de verdachte, is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv.
Door of namens de verdachte is niet geconcretiseerd wat het door hem ondervonden nadeel is ten gevolge van dit vormverzuim. Het belang dat als gevolg van het onderzoek aan de telefoon strafbare feiten ontdekt worden, is geen rechtens te respecteren belang. Nu ook overigens niet aannemelijk is geworden dat de verdachte (persoonlijk) dusdanig relevant nadeel heeft ondervonden, zal het hof volstaan met het constateren van het vormverzuim.
Bewijsverweer ten aanzien van feit 3
Voorts heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 3 primair ten laste gelegde medeplegen van uitvoer van 4 kilogram MDMA moet worden vrijgesproken, omdat niet vastgesteld kan worden dat het verdovende middelen betrof en bovendien niet kan worden vastgesteld wat de hoeveelheid was.
Het hof stelt vast dat medeverdachte [medeverdachte 2] MDMA heeft uitgevoerd. Hiervoor is redengevend dat in chats tussen de verdachte en anderen in de periode waarin dit transport wordt voorbereid, veelvuldig over ‘ [medeverdachte 2] ’ wordt gesproken. In een chat tussen de verdachte en een persoon die zich [naam 1] noemt, stuurt verdachte een aantal voor XTC-pillen gebruikte merknamen en in een chat met een man genaamd [naam 3] vraagt de verdachte of [naam 3] ‘ [medeverdachte 2] ’ heeft. [naam 3] antwoordt: ‘ [medeverdachte 2] ?’, waarop de verdachte reageert met: ‘MDMA’.
Het hof overweegt dat, alhoewel gesproken wordt van ‘4m’, niet met een voldoende mate van zekerheid vastgesteld kan worden dat het hier gaat om vier
kilogramMDMA. Wel staat voor het hof vast dat het in ieder geval ging om een handelshoeveelheid MDMA. Uit het dossier blijkt immers dat het tijd kostte om de hoeveelheid MDMA te regelen, er door de verdachte een aanzienlijk geldbedrag voor het ticket van [medeverdachte 2] is betaald en [medeverdachte 2] na afloop een geldelijke beloning heeft ontvangen.
Bewijsverweer ten aanzien van feit 4
Ten aanzien van de onder 4 tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit wegens gebrek aan bewijs. Meer specifiek heeft de raadsvrouw bepleit dat geen sprake is van een duurzame gestructureerde en stelselmatige samenwerking, temeer nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte ook wel wordt genoemd: ‘ [verdachte] ’, ‘ [verdachte] ’ of ‘ [verdachte] ’.
Het hof overweegt als volgt.
De persoon die ‘ [verdachte] ’, ‘ [verdachte] ’ of ‘ [verdachte] ’ wordt genoemd
Het hof dient eerst vast te stellen of de verdachte de persoon is die in de communicatie gebruik maakt van de naam ‘
[verdachte] ’, ‘ [verdachte] ’ of ‘ [verdachte] ’of door anderen zo wordt genoemd. Het hof stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat zulks inderdaad het geval is, en overweegt daartoe meer in het bijzonder dat uit het onderzoek aan de telefoon van de verdachte is gebleken dat de verdachte bij de applicaties WhatsApp en Telegram (Samsung J7) gebruik maakt van de naam [verdachte] . Ook in het infotainmentsysteem van de Skoda Octavia die onder verdachte in beslag is genomen, verschijnt na het opstarten de melding: ‘Skoda [verdachte] ’. De getuige [getuige] heeft verklaard dat zij de verdachte kent onder de naam [verdachte] . Uit het voorgaande leidt het hof af dat, waar in het dossier over
‘ [verdachte] ’, ‘ [verdachte] ’ of ‘ [verdachte] ’wordt gesproken, dit de verdachte betreft.
Deelneming aan een criminele organisatie
Volgens bestendige jurisprudentie moeten onder een organisatie en deelneming daaraan als bedoeld in artikel 140 Sr worden verstaan:
Een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Niet is vereist dat het samenwerkingsverband steeds uit dezelfde personen bestaat of dat alle deelnemers elkaar kennen. Evenmin is vereist dat ten aanzien van alle deelnemers blijkt van een gestructureerde vorm van samenwerking met een of meer andere deelnemers aan de organisatie. Wel is vereist dat de deelnemers opzet hadden op het deelnemen aan deze organisatie, waartoe het voorwaardelijk opzet onvoldoende is. Daartoe dient vast komen te staan dat zij gedurende zekere tijd hebben samengewerkt met ten minste een van de andere deelnemers aan de organisatie en dat zij in zijn algemeenheid weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Die samenwerking dient voorts te hebben bestaan uit het hebben van een aandeel in of het leveren van een bijdrage aan gedragingen, die strekten tot verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie.
Het hof is van oordeel dat het verweer van de raadsvrouw wordt weerlegd door de bewijsmiddelen die – indien de wet dit voorschrijft – op een later moment zullen worden uitgewerkt. Daaruit blijkt afdoende dat en op welke wijze het samenwerkingsverband vorm en inhoud had. Het hof zal in het bijzonder nog het navolgende opmerken.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de onderhavige – kort gezegd – (internationale) handel in verdovende middelen het volgende af.
De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] wisselden in december 2017 contactgegevens uit. In de periode daarna onderhield de verdachte met zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 1] nauw contact. De verdachte en medeverdachten hielden elkaar op de hoogte van prijzen en mogelijkheden en traden in contact met andere partijen. De verdachte mengt zich af en toe in het gesprek als [medeverdachte 1] vanuit Nederland contact heeft met een zich in de Dominicaanse Republiek bevindende persoon ( [naam 2] ) die, gelet op zijn uitlatingen, van dienst kan zijn op het gebied van het prepareren van zendingen. Ten behoeve van een proefzending wordt het adres van de verdachte doorgegeven. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hadden begin april 2018 in de Dominicaanse Republiek afspraken met een advocaat en met een man van de douane, terwijl [medeverdachte 3] ook voor de verdachte een vlucht had gereserveerd opdat ook de verdachte in de Dominicaanse Republiek zou zijn op dat moment. De verdachten spraken veelvuldig over verdovende middelen en over de uitvoer daarvan. Bovendien werd tussen hen onderling gecommuniceerd over (de kwaliteit van de) verdovende middelen en/of de kosten en/of de opbrengsten ervan. Eigen contacten in de criminele wereld werden onderling gedeeld. De verdachten waren zich er constant van bewust dat heimelijk, via PGP telefoons, gecommuniceerd moest worden. Ook werd regelmatig van telefoon gewisseld.
Nadat de verdachte en [medeverdachte 1] waren aangehouden, hebben zij aan elkaar en aan [medeverdachte 3] duidelijk gemaakt dat hun gezamenlijke projecten gewoon door moesten gaan. Toen [medeverdachte 1] vrij kwam, heeft hij contact gehouden met [medeverdachte 3] en (indirect) met de verdachte en zijn er voorbereidingen getroffen om de handel in verdovende middelen voort te zetten. Hieruit blijkt het duurzame en gestructureerde karakter van de samenwerking.
Gelet op het voorgaande en gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van een criminele organisatie en dat de verdachte aan deze organisatie opzettelijk heeft deelgenomen. Uit deze feiten en omstandigheden blijkt afdoende dat - en op welke wijze - het samenwerkingsverband vorm en inhoud had. De betreffende verweren van de raadsvrouw worden verworpen.
Bewijsverweer ten aanzien van feit 5
De raadsvrouw heeft met betrekking tot enkele onderdelen van de ten laste gelegde verdenking van witwassen vrijspraak bepleit. Samengevat komt het door haar ingenomen standpunt er op neer dat onvoldoende onderzoek heeft plaatsgevonden om te kunnen vaststellen dat de verdachte tot de bij hem aangetroffen facturen en spullen in een dusdanige relatie staat dat daarbij de kwalificatie “witwassen” zou horen.
Het hof overweegt als volgt.
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat het desbetreffende geldbedrag en de overige met de verdenking van witwassen in verband gebrachte goederen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Het onderzoek in de onderhavige zaak heeft geen direct bewijs opgeleverd voor het vaststellen van een criminele herkomst van de tenlastegelegde geldbedragen en de contant betaalde aankopen.
Als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Het hof leidt in navolging van de rechtbank uit de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
De verdachte is rond het jaar 2013 naar Nederland gekomen. De vrouw van de verdachte heeft geen inkomsten en zij heeft verklaard niet te weten wat voor werk haar man doet. Zij wonen op de [adres] en betalen degene, die de woning feitelijk huurt, daarvoor in totaal € 1.200,00 per maand. De verdachte en zijn vrouw staan niet in Nederland ingeschreven en bij de Belastingdienst zijn geen inkomensgegevens van hen bekend. Tijdens de doorzoeking in de woning en in de auto’s van de verdachte zijn grote geldbedragen (van in totaal € 56.620,00) aangetroffen, alsmede (luxe) voorwerpen en aankoopfacturen voor onder andere luxe kleding, aangekocht in Nederland (tot een totaalbedrag van € 338.552,49).
Omdat van de verdachte geen inkomsten bekend zijn, maar wel aanzienlijke (contante) uitgaven zijn gedaan en daarnaast grote geldbedragen, auto’s en (luxe) goederen zijn aangetroffen, is het hof van oordeel dat deze feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Zoals gezegd mag van de verdachte derhalve worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van de bij hem aangetroffen geldbedragen en de geldbedragen die gemoeid zijn met de (aankoop van) luxe voorwerpen en kleding.
De verdachte heeft zich ten aanzien van alle vragen die hem op meerdere momenten in het onderzoek zijn gesteld over de herkomst van de geldbedragen en de aangekochte goederen op zijn zwijgrecht beroepen. De verdachte heeft daarmee geen enkel tegenwicht geboden aan de verdenking van witwassen zodat voor een nader onderzoek door het openbaar ministerie geen aanleiding bestond. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat de in de tenlastelegging opgenomen geldbedragen en voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dat wist. De enkele opmerking van de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep dat sommige aangetroffen goederen ook andere personen zouden kunnen toebehoren, maakt het voorgaande niet anders. Wat betreft de aankoop van een iPhone X merkt het hof nog op dat reeds de aangetroffen
factuurvan de contante aankoop van die telefoon voor een bedrag van € 1.159,00 en niet het al dan niet corresponderen van het op die factuur genoemd imeinummer met dat van een inbeslaggenomen telefoon ten grondslag ligt aan dat onderdeel van het witwasvermoeden.
Het hof komt in het licht van het bovenstaande en op grond van de bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het onder feit 5 tenlastegelegde witwassen, waarbij het hof – in navolging van de rechtbank – eveneens bewezen acht dat de verdachte, gelet op de hoogte en omvang van de geldbedragen en goederen en de periode waarin dit witwassen blijkens de bewijsmiddelen plaatsvond, van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 april 2018 te Hoofddorp opzettelijk aanwezig heeft gehad 15,33 kilogram/46.123 stuks pillen van een materiaal bevattende MDMA.
2.
hij omstreeks 11 april 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een pistool (merk/type: "CZ" "VZOR" 50 cal 7.65) en bijbehorende munitie, 8 scherpe patronen, merk CBC, kaliber .32, van categorie III voorhanden heeft gehad.
3.primair
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2018 tot en met 16 februari 2018 te Hoofddorp, en in de gemeente Zwolle en te Frankfurt, Duitsland, en te Lissabon, Portugal, en te Sao Paulo, Brazilië, en te Asuncion, Paraguay, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad een handelshoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA.
4.
hij in de periode van 13 december 2017 tot en met 28 augustus 2018 in Nederland en in de Dominicaanse Republiek heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten de verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en andere mededaders, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid Opiumwet, te weten het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van handelshoeveelheden van fentanyl en MDMA en lsd;
en
het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren en aanwezig hebben van handelshoeveelheden van fentanyl en MDMA en lsd.
5.
hij in de periode van 1 december 2016 tot en met 11 april 2018 in Nederland van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij:
- 41.520 euro in zijn woning en 15.100 euro in de Skoda Octavia, en
- 13.900 euro aan contante uitgave/betaling personenauto Skoda Octavia, en
- 11.500 euro aan contante uitgave/betaling personenauto Citroën c4 Picasso, en
- 13.200 euro aan contante uitgaven/betalingen voor huur en/of gas en/of licht en/of water, en
- 1.159 euro aan contante uitgave/betaling Iphone X), en
- (totaal) 338.552,49 euro aan uitgaven/betalingen voor goederen, merkkleding, en diensten, en
- vier laptops (MacBook, merk “Apple” en merk: “Toshiba” en merk: “HP”) en
- drie iPhones en twee tablets (merk: ipad merk “Apple” en “Samsung”) en
- een iPod (merk: “Apple”) en
- vier gsm-toestellen, merk: Black Phone en “Zizo” en “Samsung”, en
- zeven horloges, onder andere het merk: "Rolex" en het merk: “TW Steel” en het merk: “Emporio Armani” en het merk: “US Polo”, en
- een ring met steentjes, en
- een fototoestel (merk: “Casio”) en
- drie handtassen (waarvan één van het merk: “Philipp Plein”, en
- een jas (merk: “Philipp Plein”) en
- twaalf paar schoenen (onder andere van het merk: “Louis Vuitton” en “Philipp Plein” en “Prada”), en
- negen broeken (onder andere het merk: “Philipp Plein” en “Dsquared2”) en
- twee poloshirts en
- een overhemd (merk: “Philipp Plein”) en
- vier T-shirts (merk: “Philipp Plein”) en
- een sweater (merk: “Dsquared2”) en
- twaalf riemen (onder andere van het merk: “Ferragamo” en “Louis Vuitton” en “Philipp Plein”)
verworven, voorhanden gehad en/of omgezet en/of van voornoemde voorwerpen en/of geldbedragen gebruik gemaakt
terwijl hij wist dat voornoemde voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de bijlage die aan dit arrest is gehecht en daarvan deel uit maakt.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 1bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het
onder 2bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het
onder 3primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het
onder 4bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet.
Het
onder 5bewezenverklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met anderen deelgenomen aan een criminele organisatie die zich gedurende een periode van ruim 8 maanden bezig heeft gehouden met de internationale handel in verdovende middelen (MDMA, LSD en fentanyl). De verdachte had gedurende het grootste gedeelte van de genoemde periode met zijn medeverdachten en andere personen veelvuldig contact over hoeveelheden, prijzen en kwaliteit van verdovende middelen en de mogelijkheden voor in- en uitvoer van verdovende middelen. Bovendien heeft de verdachte samen met anderen een koffer met een handelshoeveelheid MDMA uitgevoerd naar Paraquay. Voorts is na de aanhouding van de verdachte op 11 april 2018 in diens auto een koffer met ruim 15 kilogram XTC-tabletten gevonden en is onder een matras in zijn woning een vuurwapen met munitie aangetroffen.
Ook nadat de verdachte is opgepakt, is hij samen met de medeverdachten doorgegaan met de ‘lopende projecten’. Ook toen speelde hij een actieve en sturende rol. Zo werden er onder meer voorbereidingshandelingen getroffen voor een verdovende middelenlijn tussen de Dominicaanse Republiek en Canada. Met zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de internationale handel in harddrugs. Harddrugs als MDMA, LSD en fentanyl leveren een ernstig gevaar op voor de volksgezondheid. De handel ervan gaat dikwijls gepaard met verschillende vormen van (niet zelden zware) criminaliteit en het feit dat de verdachte een vuurwapen met munitie voorhanden had, wijst daar ook op. Daarnaast genereert de handel in en smokkel van verdovende middelen grote illegale geldstromen, hetgeen schadelijke gevolgen heeft voor de samenleving. De verdachten in deze zaak, die ieder een eigen rol binnen de criminele organisatie hadden, hebben er allen blijk van gegeven bereid te zijn een substantiële bijdrage te leveren aan de instandhouding van het internationale criminele drugscircuit. Daarbij handelden zij steeds uit winstbejag.
Het op criminele wijze verdiende geld werd door de verdachte onder meer gebruikt voor de (onder)huur van zijn woning, de aanschaf van twee personenauto’s en het kopen van luxe merkartikelen. Op die wijze heeft de verdachte de opbrengsten van de misdrijven onttrokken aan het zicht van justitie en de fiscus, hetgeen een ernstige aantasting van de integriteit van het financieel en economisch bestel betekent. Het reguliere handels- en betalingsverkeer wordt daardoor ondermijnd en de maatschappij wordt veel schade toegebracht. Het hof rekent verdachte dit alles aan.
Op grond van de aard en de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat niet met minder dan een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur kan worden volstaan. Temeer nu de verdachte een initiërende, sturende en organiserende rol had binnen de criminele organisatie, zelfs tijdens zijn detentie. Het hof houdt bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf rekening met de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Het hof acht alles overwegend in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren en 6 maanden passend. In hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de stukken die ter onderbouwing daarvan zijn overgelegd, ziet het hof geen reden de straf te matigen.
Het hof stelt vast dat in hoger beroep sprake is geweest van een schending van het recht op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het hoger beroep is ingesteld op 7 oktober 2019. Dit arrest volgt na ruim 3 jaar, hetgeen een forse schending van de redelijke termijn oplevert, mede gelet op het gegeven dat de verdachte zich gedurende deze periode in voorlopige hechtenis bevond. Deze schending komt niet (deels) voor rekening van de verdediging, waardoor de op te leggen straf – ter compensatie daarvan – dient te worden verminderd. Het hof ziet daarin aanleiding om de gevangenisstraf met 8 maanden te verminderen.
Het hof acht aldus, alles afwegende, een gevangenisstraf van 7 jaren en 10 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 36c, 47, 57, en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Beslissingen omtrent in beslag genomen voorwerpen

Blijkens een lijst van 5 september 2019 is in deze strafzaak een reeks aan voorwerpen (nrs. 1a tot en met 83) in beslag genomen, maar nog niet teruggegeven. De lijst wordt als bijlage aan dit arrest gehecht. De rechtbank heeft gelast dat deze voorwerpen deels verbeurd verklaard, deels onttrokken aan het verkeer en deels dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat met betrekking tot het beslag dezelfde beslissingen worden genomen als de rechtbank heeft gedaan.
De raadsvrouw heeft verzocht de in beslaggenomen goederen, zoals vermeld op de beslaglijst onder de nummers 8 en 9 (telefoons) terug te geven aan de verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft geconstateerd dat de nummers 18 en 33 niet bestaan op de lijst. Het vuurwapen (goednummer 39) is reeds vernietigd, zodat het hof daarover, anders dan de rechtbank, geen beslissing zal nemen.
Verbeurdverklaring
Het hof stelt vast dat de goederen met de nummers 1 tot en met 17, 19 tot en met 27 (a), 28 tot en met 32, 34, 35, 38, 40, 41, 43 (a), 47, 59 en 61 tot en met 83 onder de verdachte zijn aangetroffen en aan hem toebehoren. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte het onder 1, 3 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde met betrekking tot die goederen heeft begaan. Om die reden worden deze voorwerpen verbeurd verklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten zijn goederen met de nummers 27(b), 36-37, 42, 43(b) tot en met 46 en 48 tot en met 58 in beslag genomen en niet teruggegeven. Het hof constateert dat dit namaakgoederen zijn. Om die reden zal het hof bepalen dat deze voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren en 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1(a). Geld Euro 8x50 en 4x20 (totaalwaarde € 480,00)
1(b). Geld Euro 800 x 50 en 1420 uit portemonnee (totaalwaarde € 41.420,00)
2. 1.00 STK Personenauto [kenteken 1] ; CITROËN C4 Picasso Kl:grijs; 6063047 89942
3. 1.00 STK Personenauto [kenteken 2] ; SKODA Octavia Kl:zwart; 6063047 89941
4. 1.00 STK Horloge ROLEX; 92161
5. 1.00 STK Horloge TW STEEL; 89907
6. 1.00 STK Horloge ARMANI; 89908
7. 1.00 STK Ring; 89910
8. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:wit; APPLE x iPhone; 89882
9. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zwart; APPLE iPhone; 89883
10. 1.00 STK Computer; APPLE [nummer 1] ; 89886
11. 2.00 STK Telefoontoestel ZIZO; 89900
12. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:ZWART; BLACK PHONE; 89902
13. 5.00 STK SIM kaart; 89904, 4x Lyca en lx Lebara
14. 4.00 STK Kaart; 89905; Activatiekaarten
15. 1.00 STK Horloge US POLO; 89909
16. 1.00 STK Telefoontoestel SAMSUNG YP-53; 89911
17. 1.00 STK Telefoontoestel SAMSUNG; 89915
19. 1.00 STK Tas; 89919, tasje met opwaardeerkaarten
20. 2.00 STK SIM-kaart; 89920 en 2 geheugenkaarten
21. 1.00 STK Computer Kl:wit; MAC BOOK; 89922 incl oplader
22. 1.00 STK Computer TOSHIBA; 89925 incl. documenten
23. 1.00 STK Computer Kl:wit; APPLE iPad; 89926
24. 1.00 STK SIM-kaart CLARO; [nummer 2] ; 97006
25. 1.00 STK SIM-kaart; PROVIDER CARO; 97007
26. 1.00 STK Bescheiden GWK; [nummer 3] ; 97103, cash paspoort
27(a). 1.00 STK Computer HP; 89929 incl. voeding
28. 1.00 STK Diverse Kl:zwart; SANDISK; 94143 Sandisk Cruzer 8 GB
29. 1.00 STK Diverse Kl:wit; 94147 Toshiba 32 GB
30. 1.00 STK Diverse SANDISK CRUZER 4gb; 94149, Titanium plus bronze
31. 1.00 STK Bescheiden; 89927; betreft facturen
32. 1.00 STK Fototoestel CASIO EXILIUM; 84151, incl. sd kaart
34. 1.00 STK Koffer TRAVELERZ; 89972
35. 1.00 STK Koffer BIB EXPRESS; 89973
38. 1.00 DS Doos PHILLIP PLEIN; 90913
40. 1.00 STK Telefoontoestel SAMSUNG; 6063047-89975
41. Geld Euro; div biljetten (waarde: € 15.650)
43 ( a) Geld Euro; totaal € 100
47. 1.00 DS; Doos PHILLIP PLEIN; 90914
59. 1.00 STK Telefoontoestel BQ; 97930
60. 1.00 STK Jas PHILLIP PLEIN; 90895
61. 1.00 PR Schoeisel; 90896
62. 1.00 PR Schoeisel LOUIS VUITTON; 90897
63. 1.00 STK Broek PHILLIP PLEIN; 90898
64. 1.00 STK Riem FERRAGAMO; 91057
65. 1.00 STK Riem GUCCI; 91061
66. 1.00 STK Riem LOUIS VUITTON; 91190
67. 1.00 STK Riem LOUIS VUITTON; 91191
68. 1.00 STK Riem PHILLIP PLEIN; 91192
69. 1.00 STK Riem PHILLIP PLEIN; 91196
70. 1.00 PR Schoeisel LOUIS VUITTON; 90915
71. 1.00 STK Overhemd PHILLIP PLEIN; 90918
72. 1.00 STK Broek PHILLIP PLEIN; 90919
73. 1.00 STK Broek PHILLIP PLEIN; 90920
74. 1.00 STK Broek PHILLIP PLEIN; 90921
75. 1.00 STK T-Shirt PHILLIP PLEIN; 90928
76. 1.00 PR Schoeisel PHILLIP PLEIN; 90929
77. 1.00 PR Schoeisel PHILLIP PLEIN; 90930
78. 1.00 PR Schoeisel PHILLIP PLEIN; 90931
79. 1.00 PR Schoeisel PHILLIP PLEIN; 90932
80. 1.00 PR Schoeisel PHILLIP PLEIN; 90933
81. 1.00 PR Schoeisel PHILLIP PLEIN; 90934
82. 1.00 PR Schoeisel PRADA; 90935
83. 1.00 PR Schoeisel PRADA; 90936
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
27(b). 3.00 STK Horloge ROLEX; namaak; 92176
36. 1.00 STK Tas BURBERRY namaak; 90893
37. 1.00 STK Tas PRADA namaak; 90894
42. 1.00 STK Riem TRIBBIANI; 91055
43(b). 1.00 STK Riem HERMES namaak; 91056
44. 1.00 STK Riem GUCCI namaak; 91058
45. 1.00 STK Riem GUCCI namaak; 91059
46. 1.00 STK Riem GUCCI namaak; 91060
48. 1.00 STK Riem LOUIS VUITTON namaak; 91189
49. 1.00 STK Poloshirt Kl:wit; MONCLER namaak; 90916
50. 1.00 STK Poloshirt Kl:zwart; MONCLER namaak; 90917
51. 1.00 STK Broek Kl:blauw; DSQUARED2 namaak; 90922
52. 1.00 STK Broek Kl:blauw; DSQUARED2 namaak; 90923
53. 1.00 STK Broek Kl:blauw; DSQUARED2 namaak; 90924
54. 1.00 STK Broek Kl:zwart; DSQUARED2 namaak; 90925
55. 1.00 STK Broek Kl:zwart; DSQUARED2 namaak; 90926
56. 1.00 STK Sweater Kl:rood; DSQUARED2 namaak; 90927
57. 1.00 PR Schoeisel; LOUIS VUITTON namaak; 90937
58. 1.00 STK Tas; PHILLIP PLEIN namaak; 90938.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. M.L.M. van der Voet en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch en R.S. Toornvliet, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 november 2022.