Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellante 1] ,
[appellante 2] .,
[appellante 3],
[appellante 4],
[appellante 5],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een kort geding waarin appellanten, bestaande uit meerdere vennootschappen, toegang eisen tot zakelijke betaalrekeningen bij ING Bank. De appellanten zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, die hun vorderingen had afgewezen. De achtergrond van de zaak betreft de weigering van ING Bank om zakelijke rekeningen te openen voor de appellanten, die actief zijn in de coffeeshopsector. De bank heeft deze aanvragen afgewezen op basis van risico's met betrekking tot financieel-economische criminaliteit en de herkomst van contante gelden. De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis overwogen dat er onvoldoende zwaarwegende belangen zijn om de toegang tot de rekeningen te weigeren, gezien het belang van de appellanten voor hun bedrijfsvoering. Het hof heeft geoordeeld dat de appellanten een dringend belang hebben bij toegang tot betaalrekeningen, maar dat ING Bank ook haar verplichtingen moet kunnen waarborgen. Het hof heeft daarom een voorlopige voorziening getroffen, waarbij ING Bank verplicht wordt om binnen twee weken zakelijke rekeningen te openen voor de appellanten, met uitzondering van de mogelijkheid om contante gelden op te nemen of af te storten. De appellanten moeten binnen negen maanden een bevestiging overleggen van een onafhankelijke accountant over de herkomst van hun financiële informatie. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de proceskosten gecompenseerd.