ECLI:NL:GHAMS:2022:3247

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
20/00397 tot en met 20/00407
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake indeling in de GN van servers, mediablocks en integrated media servers

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst/Douane tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 2 juni 2020. De rechtbank had in deze uitspraak de bezwaren van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar van de inspecteur vernietigd. De belanghebbende, een bedrijf dat zich bezighoudt met de advisering en verkoop van digitale overdracht van geluid en beeld, had bezwaar gemaakt tegen de indeling van verschillende producten in de gecombineerde nomenclatuur (GN). De producten betroffen servers, mediablocks en integrated media servers, die allemaal een rol spelen in bioscoopsystemen voor het afspelen van films. De inspecteur had eerder bindende tariefinlichtingen afgegeven, maar de rechtbank oordeelde dat deze indelingen onjuist waren. Het Hof heeft de feiten en de juridische context van de zaak in overweging genomen, waarbij het de indeling van de producten in de GN heeft beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en de functies van de producten. Het Hof heeft geconcludeerd dat de servers moeten worden ingedeeld onder post 8471, de mediablocks onder post 8543, en de integrated media servers onder dezelfde post als de mediablocks. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de inspecteur opgedragen nieuwe bindende tariefinlichtingen af te geven.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerken 20/00397 tot en met 20/00407 28 juni 2022
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 2 juni 2020 in de zaak met kenmerken HAA 18/272 t/m HAA 18/277 en HAA 18/279 t/m HAA 18/283 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X], gevestigd te [Z], , (gemachtigde: )
en
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

Met betrekking tot de servers
(20/00404 - HAA 18/280)
1.1.1.
De inspecteur heeft op 10 november 2015 aan belanghebbende een bindende tariefinlichting (hierna: bti) afgegeven met het kenmerk [kenmerk 1] voor een apparaat dat wordt aangeduid als “
screenserver” en met de handelsbenaming [product 1] . De inspecteur heeft dit apparaat ingedeeld in de gecombineerde nomenclatuur (hierna: de GN) in GN-onderverdeling 8525 6000.
(20/00405 - HAA 18/281)
1.1.2.
De inspecteur heeft op 10 november 2015 aan belanghebbende een bti afgegeven met het kenmerk [kenmerk 2] voor een apparaat dat wordt aangeduid als “
opslagserver” en met de handelsbenaming [product 2] . De inspecteur heeft dit apparaat ingedeeld in GN-onderverdeling 8525 6000.
(20/00406 - HAA 18/282)
1.1.3.
De inspecteur heeft op 10 november 2015 aan belanghebbende een bti afgegeven met het kenmerk [kenmerk 3] voor een apparaat dat wordt aangeduid als “
opslagserver” en met de handelsbenaming [product 3] . De inspecteur heeft dit apparaat ingedeeld in GN-onderverdeling 8525 6000.
De onder 1.1.1 tot en met 1.1.3 genoemde servers worden hierna gezamenlijk genoemd: “de servers”.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de onder 1.1.1 tot en met 1.1.3 genoemde bti’s. De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar met dagtekening 6 december 2017 bezwaren van belanghebbende afgewezen.
Met betrekking tot de (integrated) mediablocks
(20/00400 - HAA 18/275)
1.3.1.
De inspecteur heeft op 10 november 2015 aan belanghebbende een bti afgegeven met het kenmerk [kenmerk 4] voor een apparaat dat wordt aangeduid als “
integrated media block (IMB)” en met de handelsbenaming [product 4] respectievelijk [product 4] . Het apparaat is bestemd om te worden ingebouwd (‘integrated’) in een bioscoopprojector. De inspecteur heeft dit apparaat ingedeeld in GN-onderverdeling 8517 6200.
(20/00402 - HAA 18/277)
1.3.2.
De inspecteur heeft op 10 november 2015 aan belanghebbende een bti afgegeven met het kenmerk [kenmerk 5] voor een apparaat dat wordt aangeduid als “
integrated media block (IMB)” en met de handelsbenaming [product 5] . Het apparaat is bestemd om te worden ingebouwd (‘integrated’) in een bioscoopprojector. De inspecteur heeft dit apparaat ingedeeld in GN-onderverdeling 8517 6200.
(20/00403 - HAA 18/279)
1.3.3.
De inspecteur heeft op 10 november 2015 aan belanghebbende een bti afgegeven met het kenmerk [kenmerk 6] voor een apparaat dat wordt aangeduid als “
media block (MB)” en met de handelsbenaming [product 6] . Het apparaat wordt na de invoer ingebouwd in een server als genoemd onder 1.1.1 tot en met 1.1.3. De inspecteur heeft dit apparaat ingedeeld in GN-onderverdeling 8517 6200.
(20/00407 - HAA 18/283)
1.3.4.
De inspecteur heeft op 10 november 2015 aan belanghebbende een bti afgegeven met het kenmerk [kenmerk 7] voor een apparaat dat wordt aangeduid als “
media block (MB)” en met de handelsbenaming [product 7] . Het apparaat wordt na de invoer ingebouwd in een server als genoemd onder 1.1.1 tot en met 1.1.3. De inspecteur heeft dit apparaat ingedeeld in GN-onderverdeling 8517 6200.
De onder 1.3.1 tot en met 1.3.4 genoemde apparaten worden hierna gezamenlijk genoemd:
“de mediablocks”.
1.4.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de onder 1.3.1 tot en met 1.3.4 genoemde bti’s. Bij uitspraken op bezwaar van 6 december 2017 heeft de inspecteur de bezwaren gegrond verklaard en geconcludeerd dat de bti’s waarin de mediablocks werden ingedeeld in GN-code 8517 6200 onjuist zijn en dat de mediablocks ingedeeld moeten worden onder post 8543 [7090] van de GN.
Met betrekking tot de (integrated) media servers (IMS)
(20/00397 - HAA 18/272)
1.5.1.
De inspecteur heeft op 10 november 2015 aan belanghebbende een bti afgegeven met het kenmerk [kenmerk 8] voor een apparaat dat wordt aangeduid als “
integrated mediaserver (IMS)”, met de handelsbenaming [product 8] , [product 8] dan wel [product 8] ,
bestaande uit een (samengebouwde) opslagserver en mediablock, zonder behuizing, bestemd om te worden ingebouwd in een bioscoopprojector. De inspecteur heeft dit apparaat ingedeeld in GN-onderverdeling 8525 6000.
(20/00398 - HAA 18/273)
1.5.2.
De inspecteur heeft op 10 november 2015 aan belanghebbende een bti afgegeven met het kenmerk [kenmerk 9] voor een apparaat dat wordt aangeduid als “
cinemaserver”, met de handelsbenaming [product 9] , bestaande uit een (samengebouwde) opslagserver en een mediablock in één behuizing. De inspecteur heeft dit apparaat ingedeeld in GN-onderverdeling 8525 6000.
(20/00399 - HAA 18/274)
1.5.3.
De inspecteur heeft op 10 november 2015 aan belanghebbende een bti afgegeven met het kenmerk [kenmerk 10] voor een apparaat dat wordt aangeduid als “
cinemaserver”, met de handelsbenaming [product 10] , bestaande uit een opslagserver en een mediablock in één behuizing. De inspecteur heeft dit apparaat ingedeeld in GN-onderverdeling 8525 6000.
(20/00401 - HAA 18/276)
1.5.4.
De inspecteur heeft op 10 november 2015 aan belanghebbende een bti afgegeven met het kenmerk [kenmerk 11] voor een goed met onder meer de omschrijving “
screenserver” (naar het Hof begrijpt dient hier te worden gelezen: “
cinemaserver”), bestaande uit een opslagserver en een mediablock in één behuizing met de handelsbenaming [product 11] (niet te verwarren met de onder 1.1.1 genoemde screenserver met handelsbenaming [product 1] , waarin (nog) geen mediablock is ingebouwd). De inspecteur heeft dit goed ingedeeld in GN-onderverdeling 8525 6000.
De onder 1.5.1 tot en met 1.5.4 genoemde producten worden hierna gezamenlijk genoemd: de “IMS’s”.
1.6.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de onder 1.5.1 tot en met 1.5.4 genoemde bti’s. De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar met dagtekening 6 december 2017 de tegen voornoemde bti’s gerichte bezwaren van belanghebbende gegrond verklaard.
De inspecteur heeft in deze uitspraken geconcludeerd dat de bti’s waarin de IMS’s werden ingedeeld in GN-code 8525 6000 onjuist zijn en dat de IMS’s ingedeeld moeten worden onder post 8543 [7090] van de GN.
In alle zaken
1.7.
Belanghebbende heeft tegen de hiervoor vermelde uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 2 juni 2020 als volgt beslist (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ en ‘verweerder’):
“De rechtbank:
In de zaken HAA 18/275, HAA 18/277, HAA 18/279 en HAA 18/283 (mediablocks):
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- verklaart de bezwaren alsnog ongegrond.
In de zaken HAA 18/272, HAA 18/273, HAA 18/274, HAA 18/276 (IMS’s), HAA 18/280,
HAA 18/281 en HAA 18/282 (servers):
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de bti’s met de kenmerken: [kenmerk 3] , [kenmerk 2] , [kenmerk 1] , [kenmerk 8] , [kenmerk 9] ,
[kenmerk 10] en [kenmerk 11] .
In alle hiervoor genoemde zaken:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van in totaal € 4.200;
- draagt verweerder op het griffierecht van in totaal € 338,-- aan eiseres te vergoeden”
1.8.
Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 15 juli 2020 en is aangevuld bij brief van 10 september 2020. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.9.
Het Hof heeft een nader stuk met dagtekening 9 december 2021 van belanghebbende ontvangen.
1.10.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld.
“1. De bedrijfsactiviteiten van eiseres bestaan onder meer uit de advisering op het gebied van informatietechnologie en het ontwikkelen, exploiteren en verkopen van methoden en producten met betrekking tot digitale overdracht van geluid en beeld.
2. Eiseres brengt goederen in het vrije verkeer onder de merknamen [A] en [B] ,
waaronder de servers, de mediablocks en de IMS’s.
3. De servers, de mediablocks en de IMS’s maken deel uit van bioscoopsystemen waarbij films gecodeerd worden ontvangen en door decoderen, decomprimeren, omzetten, encrypten en watermerken leesbaar worden gemaakt voor projectors die over de software beschikken om de encrypte films te kunnen afspelen.
4.1.
De servers bestaan in hoofdzaak uit:
- een centrale verwerkingseenheid, een serverboard, diverse hard disk bays, een linux besturingssysteem en een DVD-RW eenheid;
- aansluitingen voor Gigabit ethernet, eSATA, RS-232 respectievelijk RS-422, USB 2.0, CRU-dataport en opslagruimte variërend van 1300GB tot 6TB.
De servers ondersteunen onder meer JPEG2000 en MPEG2. De [product 3] omvat ook een touchscreen voor de bediening van deze server.
4.2.
De servers zijn bestemd om met een mediablock te worden aangesloten op een bioscoopprojector en dienen voor (achtereenvolgens): (1) het ontvangen (2) het opslaan en
(3) het overbrengen naar het mediablock van gecodeerde en gecomprimeerde digitale
filmgegevens (“digital cinema packages”, hierna: DCP’s).
De servers ontvangen filmbestanden zowel via het netwerk (Gigabit ethernet-aansluiting, eSATA of RS-422) als met behulp van harddisks die in de CRU dataport worden aangesloten en van daaruit door de servers worden ontvangen en worden opgeslagen. Alle servers hebben aansluitingen waarmee zij op een netwerk kunnen worden aangesloten en via dat netwerk kunnen zij communiceren met andere apparaten die op het netwerk zijn aangesloten. Zo worden bijvoorbeeld de servers zonder touchscreen bediend vanaf andere apparaten in het netwerk (van de bioscoop). Verder verwerken de servers bijkomende informatie (over bijvoorbeeld geschikte trailers en advertenties) en communiceren ze met andere apparatuur die met het bioscoopnetwerk is verbonden (verlichting, gordijnen, etc). De filmgegevens blijven opgeslagen op de servers, ook nadat zij zijn doorgestuurd aan het mediablock.
5.1.
De mediablocks hebben geen behuizing en bestaan in hoofdzaak uit:
- een centrale verwerkingseenheid en FPGA-schakelingen;
- aansluitingen voor onder meer HD-SDI, DVI, AES-EBU, AES-OUT en dataports.
De mediablocks ondersteunen JPEG2000, MPEG2 en H.464 formaten. De
mediablocksworden ingebouwd in de onder 4.1 beschreven servers en vormen dan gezamenlijk de hierna te beschrijven cinemaservers. De
integrated mediablocksworden ingebouwd in bioscoopprojectoren. De mediablocks slaan de gegevens van de filmbestanden niet op.
5.2
De mediablocks:
- ontvangen de gecodeerde en gecomprimeerde digitale filmgegevens van de server;
- decoderen en decomprimeren die gegevens;
- zetten de gegevens om naar HD-SDI bestandsformaat;
- brengen watermerken in de gegevens aan;
- de
mediablocksencrypten de gegevens en sturen de geëncrypte gegevens naar de projector;
- de
integrated mediablocksencrypten de gegevens niet, omdat zij in de bioscoopprojectoren zijn ingebouwd en de gegevens via een beveiligde aansluiting aan de projector overdragen.
6. De IMS is een combinatie van een server en een mediablock. Van de IMS’s hebben de cinemaservers een eigen behuizing en deze worden met een kabel aangesloten op een (bioscoop)projector. De integrated mediaserver heeft geen eigen behuizing en wordt ingebouwd in een (bioscoop)projector.
Binnen de IMS’s voeren de servers de hiervoor onder 4.2 beschreven taken uit, de mediablocks voeren de hiervoor onder 5.2 beschreven taken uit.”
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt daaraan de volgende feiten toe.
2.3.
Een bioscoopexploitant downloadt de door hem te vertonen films (in de vorm van DCP’s, zie feiten rechtbank, punt 4.2) op een centrale server. Dit is een ‘gewone’ computerserver, welke geen onderwerp is van geschil. Vanaf deze centrale server worden de DCP’s overgezet op de server(s) van de projector(s) waarmee de desbetreffende film wordt vertoond. Dit kan een standalone-server zijn (zie 1.1.1 t/m 1.1.3), eventueel met een ingebouwd mediablock (zie 1.5.2 t/m 1.5.4), of een in de projector ingebouwde server (zie 1.5.1). Dit overzetten van DCP’s van de ‘gewone’ computerserver op de (in te delen) server(s) van de projector(s) wordt door de rechtbank onder 4.2 aangeduid als het “ontvangen” van de DCP’s door de server(s).
2.4.
De servers kunnen niet de taken van het mediablock (zie feiten rechtbank, punt 5.2) vervullen: de tussenkomst van een mediablock is altijd vereist om een signaal te verkrijgen
dat voor weergave door de projector geschikt is. Het mediablock beschikt niet over een statisch geheugen (‘harde schijf’): de film blijft op de server staan en wordt vanaf de server, door tussenkomst van het mediablock, afgespeeld door de projector. Het mediablock slaat de data slechts tijdelijk op in een vluchtig (dynamisch) geheugen om de vereiste bewerkingen uit te voeren (decoderen, decomprimeren, aanbrengen watermerken en – bij een niet in de projector ingebouwd mediablock – encryptie).
2.5.
In het gebruiksstadium zijn er drie configuraties mogelijk:
  • i) server en mediablock tezamen in één behuizing, via een kabel verbonden met de projector
  • ii) mediablock ingebouwd in de projector en de server met een kabel verbonden met de projector en
  • iii) server en mediablock beide in de projector ingebouwd.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Tussen partijen is in geschil de indeling in de GN van de servers, de mediablocks en de
IMS’s.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het naar aanleiding van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces- verbaal.

4.Juridisch kader

4.1.
Post 8471 luidt, voor zover van belang:
(…)
(…)
4.2.
Post 8517 luidt, voor zover van belang:
(…)
(…)
4.3.
Post 8525 luidt, voor zover van belang:
(…)
4.4.
Post 8543 luidt, voor zover van belang:
(…)
(…)
4.5.
Aantekening 3 op afdeling XVI luidt:
“Voor zover niet anders is bepaald, worden combinaties van machines van verschillende soorten, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die een geheel vormen, alsmede machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex.”
4.6.
Aantekening 5 op hoofdstuk 84 van de GN luidt:
“5. A) Voor de toepassing van post 8471 wordt onder „automatische gegevensverwerkende machines” verstaan machines die
1) het verwerkingsprogramma of de verwerkingsprogramma’s en ten minste de gegevens die voor de uitvoering van dit programma of deze programma’s onmiddellijk noodzakelijk zijn, kunnen opslaan;
2) vrij kunnen worden geprogrammeerd overeenkomstig de behoeften van de gebruiker;
3) door de gebruiker te bepalen rekenkundige bewerkingen kunnen uitvoeren; en
4) zonder menselijke tussenkomst een verwerkingsprogramma kunnen uitvoeren, waarbij zij in staat moeten zijn de uitvoering van het programma gedurende het verwerkingsverloop door logische beslissing te wijzigen.
B) Automatische gegevensverwerkende machines kunnen voorkomen in de vorm van systemen bestaande uit een variabel aantal afzonderlijke eenheden.
C) Met inachtneming van het bepaalde onder D) en E) hierna, wordt een eenheid als een deel van een compleet systeem aangemerkt, indien zij aan alle hierna omschreven voorwaarden voldoet, te weten:
1) zij moet van de soort zijn die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem;
2) zij moet, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenschakeling van een of meer andere eenheden, op de centrale verwerkingseenheid kunnen worden aangesloten, en
3) zij moet in staat zijn gegevens te ontvangen of te leveren in een vorm - codes of signalen - die bruikbaar is voor het systeem.
Afzonderlijk aangeboden eenheden van een automatische gegevensverwerkende machine worden onder post 8471 ingedeeld.
(…)
D) Post 8471 omvat niet de navolgende toestellen indien zij afzonderlijk worden aangeboden, zelfs indien zij beantwoorden aan alle in aantekening 5, onder C), hiervoor vermelde voorwaarden:
1) afdrukkers, kopieertoestellen, telekopieertoestellen, ook indien gecombineerd;
2) toestellen voor het zenden of ontvangen van spraak, van beelden of van andere gegevens, daaronder begrepen toestellen voor de overdracht in een kabelnetwerk of in een draadloos netwerk (zoals een lokaal netwerk of een uitgestrekt netwerk);
3) luidsprekers en microfoons;
4) televisiecamera’s, digitale fototoestellen en videocamera-opnametoestellen;
5) monitors en projectietoestellen, niet voorzien van ontvangtoestel voor televisie.
E) Machines die een automatische gegevensverwerkende machine bevatten of daarmede in samenhang worden gebruikt en die een eigen functie, andere dan automatische gegevensverwerking, vervullen, worden ingedeeld onder de post die overeenkomstig hun functie in aanmerking komt of, bij ontbreken daarvan, onder een sluitpost.”
4.7.
De GS-toelichting op voormelde aantekening 5 E op hoofdstuk 84 luidt:
(E) MACHINES INCORPORATING OR WORKING IN CONJUNCTION WITH AN AUTOMATIC DATA PROCESSING MACHINE AND PERFORMING A SPECIFIC FUNCTION
(Chapter Note 5 (E))
In accordance with the provisions of Note 5 (E) to Chapter 84, the following classification principles should be applied in the case of a machine incorporating or working in conjunction with an automatic data processing machine, and performing a specific function:
(1) A machine incorporating an automatic data processing machine and performing a specific function other than data processing is classifiable in the heading corresponding to the function of that machine or, in the absence of a specific heading, in a residual heading, and not in heading 84.71.
(2) Machines presented with an automatic data processing machine and intended to work in conjunction therewith to perform a specific function other than data processing, are to be classified as follows: the automatic data processing machine must be classified separately in heading 84.71 and the other machines in the heading corresponding to the function which they perform unless, by application of Note 4 to Section XVI or Note 3 to Chapter 90, the whole is classified in another
heading of Chapter 84, Chapter 85 or of Chapter 90.
4.8.
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/20 van de Commissie van 5 januari 2015 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur luidt:
Omschrijving
Indeling (GN-code)
Motivering
(1)
(2)
(3)
Een elektronisch toestel (een zogenoemde „mediaserver”) met een ingebouwd flashgeheugen van 2 TB, een harde schijf met een opslagcapaciteit van 4 TB en een MPEG-processor voor verschillende video-, beeld- en audioformaten.
Het toestel is voorzien van onder andere de volgende aansluitingen:
-Twee 1Gbe-opnamepoorten (Gigabit ethernet) van koper, voor de ontvangst,
- twee 10Gbe- streamingpoorten van het SFP-type (Small Form-factor Pluggable), voor de verzending,
- twee 1Gbe-beheerpoorten van koper, voor het beheer van het toestel,
- twee usb-poorten.
Het toestel maakt gebruik van de volgende mediaformaten:
- MPEG-2 TS en MPEG-4 (H.264),
- variabele bitsnelheid (VBR) en constante bitsnelheid(CBR),
- hogedefinitie (HD) en standaarddefinitie (SD).
Het toestel kan tot 2 500 streams aanbieden met een snelheid van 3,75 Mbps.
Het toestel wordt gebruikt door exploitanten van kabel- of internettelevisie voor de distributie van multimediaproducten op aanvraag aan consumenten.
8525 60 00
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3 c) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8525 en 8525 60 00.
Het toestel is ontworpen voor het uitvoeren van twee of meer afwisselende functies (telecommunicatie overeenkomstig post 8517, video-opname of videoweergave overeenkomstig post 8521 en verzending overeenkomstig post 8525). Het is niet mogelijk om de hoofdfunctie van het toestel in de zin van aantekening 3 op afdeling XVI vast te stellen, aangezien elke functie voor het gebruik van het toestel even belangrijk is.
Dientengevolge wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. Indeling onder de posten 8517 of 8521 is daarom uitgesloten.
Aangezien het toestel niet alleen in staat is om video-inhoud (televisiesignalen) te verzenden, maar ook, binnen het netwerk van de exploitanten, van andere mediaservers te ontvangen, is indeling onder onderverdeling 8525 50 00 uitgesloten.
Het toestel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 8525 60 00 als zendtoestellen met ingebouwd ontvangtoestel.
Multimediaproducten, zoals videobeelden, foto's, data en audio, worden uitgewisseld (ontvangen en verzonden) tussen mediaservers die geïnstalleerd zijn op het netwerk van die exploitanten. Het toestel neemt de ontvangen inhoud op en zendt deze op aanvraag via OTT- streaming (Over the Top Technology) naar de eindapparatuur van de klant, bijvoorbeeld televisietoestellen, automatische gegevensverwerkende
machines, spelconsoles of mobiele telefoons.
4.9
De GS-toelichting op post 8517 luidt, voor zover hier van belang:
(II) OTHER APPARATUS FOR TRANSMISSION OR RECEPTION OF VOICE, IMAGES OR OTHER DATA, INCLUDING APPARATUS FOR COMMUNICATION IN A WIRED OR
WIRELESS NETWORK (SUCH AS A LOCAL OR WIDE AREA NETWORK)
(A)
Base stations.
The most common types of base stations are those for cellular networks, which receive and transmit radio waves to and from cellular telephones or to other wired or wireless networks. Each base station covers a geographical area (a cell). If the user moves from one cell to another while telephoning, the call is automatically transferred from one cell to another without interruption.
(B)
Entry-phone systems.
These systems usually consist of a telephone handset and keypad or a loudspeaker, a microphone and keys. These systems are usually mounted at the entrance of buildings housing a number of tenants. With these systems, visitors can call certain tenants, by pressing the appropriate keys and talk to them.
(C)
Videophones.
Videophones for buildings, which are a combination consisting principally of a telephone set for line telephony, a television camera and a television receiver (transmission by line).
(D)
Apparatus for telegraphic communication other than facsimile machines of heading 84.43.
These apparatus are essentially designed for converting characters, graphics, images or other data into appropriate electrical impulses, for transmitting those impulses, and at the receiving end, receiving these impulses and converting them either into conventional symbols or indications representing the characters, graphics, images or other data or into the characters, graphics, images or other data themselves.
Examples are :
(1) Apparatus for transmitting messages, such as dial or keyboard transmitters and automatic transmitters (e.g., teleprinter or teletypewriter transmitters).
(2) Apparatus for receiving messages (e.g., teletypewriter receivers). In some cases the receiver and the transmitter apparatus are combined into one receiver-transmitter.
(3) Picture telegraphic apparatus. The ancillary photographic equipment used with this apparatus (e.g., developing equipment) falls in Chapter 90.
(E)
Telephonic or Telegraphic Switching Apparatus.
(1)
Automatic switchboards and exchanges.
These are of many types. The key feature of a switching system is the ability to provide, in response to coded signals, an automatic connection between users. Automatic switchboards and exchanges may operate by means of circuit switching, message switching or packet switching which utilize microprocessors to connect users by electronic means. Many automatic switchboards and exchanges incorporate analogue to digital converters, digital to analogue converters, data compression/decompression devices (codecs), modems, multiplexors, automatic data processing machines and other devices that permit the simultaneous transmission of both analogue and digital signals over the network, which enables the integrated transmission of speech, other sounds, characters, graphics, images or other data.
Some types of automatic switchboards and exchanges consist essentially of selectors, which select the line corresponding to the impulses received from the calling sets and establish the connection. They are operated automatically, either directly by the impulses from the calling set or via auxiliary apparatus such as directors.
The different types of selectors (pre-selectors, intermediate selectors, final selectors) and, where used, the directors, are often assembled in series and in groups of the same type on chassis which are then incorporated into the exchange on metal racks. Particularly in smaller-sized installations they may, however, all be mounted on a single rack to form a self-contained automatic exchange.
Automatic switchboards and exchanges may also incorporate such facilities as abbreviated dialling, call waiting, call forwarding, multi-party calling, voice mail, etc. These facilities are accessed from the user’s telephone set through the telephone network.
They are used for the public network or for private networks that utilise a private branch exchange (PBX) which is connected to the public network. Automatic switchboards and exchanges may also be equipped with consoles similar to telephone sets for when intervention or service by an operator is required.
(2)
Non-automatic switchboards and exchanges.
These consist of a frame on which are mounted the various manual switching devices. They require an operator to manually connect each call received by the switchboard or exchange. They comprise “call” or “clear” indicators for signalling that a call is being made or is completed; operators’ telephone sets (sometimes specially mounted); switching devices (mounted jacks or sockets and plugs connected to a cord); and key switches electrically connected to the plugs and cords to enable the operator to answer the caller, supervise the progress of the call and note its completion.
(F)
Transmitting and receiving apparatus for radio-telephony and radio-telegraphy.
This group includes :
(1) Fixed apparatus for radio-telephony and radio-telegraphy (transmitters, receivers and transmitter‑receivers). Certain types, used mainly in large installations, include special devices such as secrecy devices (e.g., spectrum inverters), multiplex devices (used for sending more than two messages simultaneously) and certain receivers, termed “diversity receivers”, using multiple receiver technique to overcome fading.
(2) Radio transmitters and radio receivers for simultaneous interpretation at multilingual
conferences.
(3) Automatic transmitters and special receivers for distress signals from ships, aircraft, etc.
(4) Transmitters, receivers or transmitter/receivers of telemetric signals.
(5) Radio-telephony apparatus, including radio-telephony receivers, for motor vehicles, ships, aircraft, trains, etc.
(6) Portable receivers, usually battery operated, for example, portable receivers for calling, alerting or paging.
(G)
Other communication apparatus.
This group includes apparatus which allows for the connection to a wired or wireless communication network or the transmission or reception of speech or other sounds, images or other data within such a network.
Communication networks include, inter alia, carrier-current line systems, digital-line systems and combinations thereof. They may be configured, for example, as public switched telephone networks, Local Area Networks (LAN), Metropolitan Area Networks (MAN) and Wide Area Networks (WAN), whether proprietary or open architecture.
This group includes :
(1) Network interface cards (e.g., Ethernet interface cards).
(2) Modems (combined modulators-demodulators).
(3) Routers, bridges, hubs, repeaters and channel to channel adaptors.
(4) Multiplexers and related line equipment (e.g., transmitters, receivers or electro-optical converters).
(5) Codecs (data compressors/decompressors) which have the capability of transmission and reception of digital information.
(6) Pulse to tone converters which convert pulse dialed signals to tone signals.
(…)”
4.10.
De GS-toelichting op post 8543 luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
The electrical appliances and apparatus of this heading must have individual functions. The introductory provisions of Explanatory Note to heading 84.79 concerning machines and mechanical appliances having individual functions apply, mutatis mutandis, to the appliances and apparatus of this heading.
(…)”
4.11.
De GS-toelichting op post 8479 luidt, voor zover hier van belang:
“This heading is restricted to machinery having individual functions, which :
(a) Is not excluded from this Chapter by the operation of any Section or Chapter Note.
and (b) Is not covered more specifically by a heading in any other Chapter of the Nomenclature. and (c) Cannot be classified in any other particular heading of this Chapter since:
(i) No other heading covers it by reference to its method of functioning, description or type. and (ii) No other heading covers it by reference to its use or to the industry in which it is employed. or (iii) It could fall equally well into two (or more) other such headings (general purpose machines).
The machinery of this heading is distinguished from the parts of machinery, etc., that fall to be classified in accordance with the general provisions concerning parts, by the fact that it has individual functions.
For this purpose the following are to be regarded as having “individual functions” : (…)
(B) Mechanical devices which cannot perform their function unless they are mounted on another machine or appliance, or are incorporated in a more complex entity, provided that this function:
(i) is distinct from that which is performed by the machine or appliance whereon they are to be mounted, or by the entity wherein they are to be incorporated, and
(ii) does not play an integral and inseparable part in the operation of such machine, appliance or entity.
Example: A chain cutter is a device which is mounted on an industrial sewing machine and which automatically cuts the thread so that the machine can run without interruption. This device performs an individual function because it plays no part in the “sewing” function of the machine; as there is no other more specific heading, the chain cutter falls to be classified here.
On the other hand, the function of a carburettor for an internal combustion engine is distinct from that of the engine but it is not an “individual function” as defined above because the operation of the carburettor is inseparable from that of the engine. Separately presented carburettors are therefore to be classified as parts of engines in heading 84.09.
Similarly, mechanical or hydraulic shock absorbers form an integral part of the machine or appliance in which they are to be incorporated. Separately presented shock absorbers therefore fall to be classified as parts of the machines or appliances on which they are to be mounted. (Shock absorbers for vehicles or aircraft fall in Section XVII).
(…)”
4.12.
GS-tarifering 8471.80 luidt:
“Cryptographic processor containing a Data Encryption Standard (DES) encryption algorithm, which is connected as a peripheral device to one or more automatic data processing machines from which it receives commands to perform pre-programmed operations. Its function is to provide the necessary data security functions (e.g., authentication and encryption) which would otherwise have to be performed by software loaded onto the host automatic data processing machine; this eliminates the need for storage of certain security data bases in the automatic data processing machine(s). The functions of the apparatus are controlled by firmware (a chip containing a programme) installed in the product at the manufacturing process. The apparatus has an RS 232C physical interface to an automatic data processing machine. With suitable modification of the firmware, it can be used in various financial institutions for purposes such as generating the cryptographic values used in credit or debit cards or for providing data security in financial transactions.
Adoption: 1998”

5.Overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft het volgende overwogen en geoordeeld.
“19. In de onderhavige zaken heeft eiseres haar producten in vijf categorieën verdeeld, te weten servers, mediablocks, integrated mediablocks, een combinatie van een server en een mediablock en de IMS. Verweerder is bij de afgifte van de bti’s uitgegaan van drie categorieën. De rechtbank volgt de door verweerder gekozen verdeling in drie categorieën, nu naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de indeling van de producten in de GN geen onderscheid hoeft te worden gemaakt tussen het mediablock en het integrated mediablock en tussen de IMS en de gecombineerde server en mediablock.
20. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene
indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het HvJ dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45).
21. Voorts kan voor de indeling onder de juiste post de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie HvJ 17 maart 2005, C-467/03 (Ikegami Electronics Europe GmbH), r.o. 23).
Servers
22. Volgens de rechtspraak van het HvJ (zie HvJ 30 september 2003, T-243/01, (Sony Computer Entertainment Europe Ltd.), r.o. 110) dient in een geval, waarin de GN, evenmin als de GS- en de GN-toelichtingen een omschrijving geeft van een product, het objectieve kenmerk van dat product – dat het onderscheidt van andere producten – te worden gezocht in het gebruik waarvoor dat product is bestemd.
23. Dat de servers uitsluitend digitale gegevens verwerken, betekent niet zonder meer dat zij in GN-post 8471 moeten worden ingedeeld, zo blijkt uit r.o. 106 en r.o. 112 van het hiervoor genoemde arrest T-243/01. Wanneer de essentie van een apparaat bestaat uit het vervullen van een functie van een toestel dat in een andere GN-post wordt genoemd of begrepen, vindt indeling plaats onder die andere GN-post, ook wanneer geen sprake is van machines in de zin van aantekening 5E op hoofdstuk 84.
24. De essentie van de servers is het ontvangen, opslaan en overdragen van digitale filmbestanden, binnen het netwerk waarop zij zijn aangesloten. Dit blijkt uit de objectieve kenmerken en eigenschappen van de servers, waaronder hun (giganet) ethernetverbinding, en dit is ook de wijze waarop eiseres de servers in de gedingstukken beschrijft. Indien de servers op basis van deze objectieve kenmerken en eigenschappen kunnen worden ingedeeld in een andere GN- post, is indeling in GN-post 8471 – al dan niet op grond van aantekening 5D, onder 2, op hoofdstuk 84 – uitgesloten.
25. De servers voldoen aan de omschrijving van GN-post 8517. De servers ontvangen immers digitale gegevens van het ethernet-netwerk waarop zij zijn aangesloten. De tekst van GN-post 8517 sluit niet uit dat de toestellen van deze post met digitale techniek werken. De servers kunnen dus onder deze post worden ingedeeld, wanneer zij niet vallen onder één van de daarin genoemde GN-posten: 8443, 8525, 8527 en 8528. Post 8443 (afdrukkers en kopieermachines) en 8527 (radio) zijn in ieder geval niet van toepassing en behoeven verder geen bespreking. Of de servers ingedeeld kunnen worden in post 8525 en 8528 wordt hierna besproken.
26. Indeling in GN-post 8521 (video) is niet mogelijk, nu de servers niet opnemen en niet weergeven en anders dan het apparaat uit het arrest van het HvJ van 17 maart 2005 (C-467/03, Ikegami Electronics Europe GmbH) geen analoge gegevens omzetten naar digitale gegevens. Bij de servers worden de gegevens digitaal ontvangen, opgeslagen en doorgestuurd. Er worden ook geen camera’s bediend vanuit de servers. Naar het oordeel van de rechtbank is het downloaden van digitale bestanden – hetzij vanaf een fysieke drager, hetzij via de ethernetkabel – naar het geheugen van de servers niet aan te merken als opnamemogelijkheid in de zin van GN-post 8521 (zie ook Gerechtshof Amsterdam, 29 oktober 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4546, r.o. 6.7).
27. Met betrekking tot GN-post 8525 oordeelt de rechtbank dat de servers geen zendtoestellen voor televisie zijn. Het uitgangspunt van het HvJ (zie de arresten van 9 oktober 1997 in zaak C- 67/95 (Rank Xerox Manufacturing (Nederland) BV) en van 17 maart 2016 in zaak C-84/15 (Sonos
Europe BV) is dat het gebruik van geavanceerde (digitale) techniek niet uitsluit dat apparaten worden ingedeeld in de GN-post waar zij aan de hand van andere (analoge) technologie worden omschreven. Volgens dat uitgangspunt kunnen digitale zendtoestellen voor televisie wel in GN- post 8525 vallen. De servers zijn echter niet voor televisie, maar voor de bioscoop. De GN onderscheidt televisie (GN-post 8525) van cinematografie (GN-post 9007). Dit betekent dat een apparaat dat noch de techniek noch de functie van zendtoestel voor televisie heeft, niet als zendtoestel voor televisie kan worden ingedeeld. Reeds hierom is ook Verordening (EU) 2015/20 niet van toepassing. De apparaten in deze indelingsverordening hebben bovendien nog een andere functie die de servers niet hebben: die apparaten zijn bestemd om “on demand” digitale televisiesignalen te versturen naar 2.500 gebruikers tegelijk en dat is een distributiefunctie die bij de servers ontbreekt. De servers zijn dan ook niet soortgelijk aan de in Verordening (EU) 2015/20 beschreven apparaten.
28. Indeling van de servers in GN-post 8528 is eveneens uitgesloten, nu het downloaden van beelden of geluiden geen opnemen is en het doorsturen/overdragen van beelden of geluiden niet het weergeven ervan. Daarnaast kunnen de servers niet aangemerkt worden als monitors of projectietoestellen en evenmin als ontvangtoestellen voor televisie.
29. Zoals hiervoor onder punt 25 is overwogen past het doorgeven van digitale gegevens van de server aan het volgende apparaat in het netwerk (rechtstreeks dan wel via een kabel) binnen de context van ‘het overdragen binnen een netwerk’ van GN-post 8517. Hierdoor is op grond van aantekening 5D op hoofdstuk 84 indeling in GN-post 8471 uitgesloten. Nu de servers ook niet vallen onder een andere post van de GN moeten zij als toestellen voor het ontvangen, omzetten en zenden van spraak, beelden of andere gegevens worden ingedeeld in GN-code 8517 6200.
Mediablocks
30. De mediablocks ontvangen gecomprimeerde en gecodeerde digitale filmbestanden via een fysieke aansluiting of kabel van de server. Zij decoderen, decomprimeren, zetten om naar HD-SDI en – afhankelijk van de situatie waar zij met kabel met de projector zijn verbonden of ingebouwd zijn in de projector – encrypten (in lichtere vorm), voordat zij de filmbestanden doorgeven aan die projector. De essentie van de mediablocks is niet het beveiligen van gegevens, zoals door verweerder is gesteld, maar het omzetten van JPEG/MPEG naar HD-SDI. Dat daarbij de al op de gegevens aanwezige codering voor het doorzenden/overdragen van de gegevens moet worden opgeheven en moet worden vervangen door een nieuw aan te brengen – lichtere – encryptie is daaraan ondergeschikt. De functie van de mediablocks hoort thuis bij de functie van het netwerk. Dat betekent dat de mediablocks ook met uitsluiting van de overige tariefposten op dezelfde manier dienen te worden ingedeeld als de servers in GN-code 8517 6200.
Nu de mediablocks als zodanig kunnen worden ingedeeld in GN-post 8517, blijven zij op grond van aantekening 2, onder a op hoofdstuk 90 daar ingedeeld, ook wanneer zij kunnen worden aangemerkt als deel van een projectietoestel van GN-post 9007.
IMS’s
31. De IMS’s bestaan uit een server van GN-post 8517 en een mediablock van GN-post 8517. De combinatie van deze twee apparaten geeft aan het geheel geen extra of andere functie, zodat zij ook gezamenlijk gegevens in een netwerk ontvangen, omzetten en overdragen in de zin van deze post. De IMS’s worden dan ook ingedeeld in GN-code
8517 6200.
Algemeen
32. Voor de servers, de mediablocks en de IMS’s geldt dat nu zij onder een van de posten van
hoofdstuk 85 van de GN kunnen worden ingedeeld, GN-post 8543 niet meer in aanmerking komt.
33. Bij bovenstaande indeling heeft de rechtbank geen rekening gehouden met de door eiseres in het geding gebrachte uitspraken van Franse instanties in geschillen tussen eiseres en de Franse douane. Eiseres heeft de relevantie van die uitspraken voor de onderhavige geschillen onvoldoende
toegelicht en de uitspraken gaan – op grond van de verklaringen van partijen en de omschrijvingen van de producten – over andere producten dan de in deze geschillen voorliggende producten.
Conclusie
34. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen in de zaken met betrekking tot de servers en de IMS’s gegrond te worden verklaard. De rechtbank zal in deze zaken de uitspraken op bezwaar en de bti’s vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding verweerder opdracht te geven om nieuwe bti’s af te geven, nu de door de rechtbank gemaakte indeling niet tegemoet komt aan de wensen van eiseres.
35. De beroepen in de zaken met betrekking tot de mediablocks zijn eveneens gegrond. De rechtbank zal de uitspraken op bezwaar vernietigen en, doende wat verweerder had behoren te doen, de bezwaren tegen de bti’s ongegrond verklaren.”

6.Beoordeling van het geschil

Servers
6.1.
De rechtbank heeft de servers ingedeeld onder post 8517, in GN-onderverdeling 8517 6200 (toestellen voor het ontvangen, omzetten en zenden of regenereren van spraak, van beelden of van andere gegevens, daaronder begrepen toestellen voor de overdracht in een kabelnetwerk of in een draadloos netwerk, zie 4.2). De inspecteur betoogt in hoger beroep dat, met analoge toepassing van de onder 4.8 aangehaalde indelingsverordening
2015/20, indeling dient plaats te vinden onder post 8525, in GN-onderverdeling 8525 6000 (zendtoestellen voor radio of televisie met ingebouwd ontvangsttoestel, zie 4.3).
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de servers dienen te worden ingedeeld onder post 8471, in GN-onderverdeling 8471 4100 (automatische gegevensverwerkende machines). Het Hof overweegt ter zake als volgt.
6.2.
Uit de stukken van het geding volgt dat de servers onder meer zijn uitgerust met een centrale verwerkingseenheid en een statisch geheugen waarop een besturingssysteem (Linux) is geïnstalleerd. Op de USB-poorten kunnen een toetsenbord en muis worden aangesloten en op de VGA-aansluiting een beeldscherm. Het lijdt dan ook geen twijfel dat de servers, zoals belanghebbende heeft gesteld, vrij kunnen worden geprogrammeerd overeenkomstig de behoeften van de gebruiker, dat zij in staat zijn door de gebruiker te bepalen rekenkundige bewerkingen uit te voeren en dat zij zonder menselijke tussenkomst een verwerkingsprogramma kunnen uitvoeren, waarbij zij in staat zijn de uitvoering van het programma gedurende het verwerkingsverloop door logische beslissingen te wijzigen. Daarmee voldoen de servers aan alle voorwaarden die in aantekening 5 A op hoofdstuk 84 worden gesteld om voor de toepassing van post 8471 als “automatische gegevensverwerkende machines” te worden aangemerkt.
6.3.
Aantekening 5 D op hoofdstuk 84 bepaalt (aanhef en onder 2) dat post 8471 niet omvat “toestellen voor het zenden of ontvangen van spraak, van beelden of van andere gegevens, daaronder begrepen toestellen voor de overdracht in een kabelnetwerk of in een draadloos netwerk (zoals een lokaal netwerk of een uitgestrekt netwerk)”.
Deze bewoordingen zijn gelijkluidend aan de bewoordingen van post 8517 (het deel na de puntkomma, zie 4.2). De rechtbank heeft geoordeeld dat de servers inderdaad vatbaar zijn voor indeling onder post 8517 en daarom niet onder post 8471 ingedeeld kunnen worden. De rechtbank heeft ter zake overwogen (punt 24): “
De essentie van de servers is het ontvangen, opslaan en overdragen van digitale filmbestanden, binnen het netwerk waarop zij zijn
aangesloten” en (punt 25): “
De servers voldoen aan de omschrijving van GN-post 8517. De servers ontvangen immers digitale gegevens van het ethernet-netwerk waarop zij zijn aangesloten.” Het Hof volgt de rechtbank hierin niet en overweegt ter zake als volgt.
6.3.1.
De omstandigheid dat een film die is gedownload op de centrale server van een bioscoop op enig moment wordt overgezet (gekopieerd) naar de server die is verbonden met de projector waarop de desbetreffende film dient te worden afgespeeld (zie 2.3), brengt naar ’s Hofs oordeel niet met zich dat laatsgenoemde server kwalificeert als een “toestel voor het ontvangen van spraak, van beelden of van andere gegevens”. De centrale server verzendt immers geen digitaal signaal (‘streaming’) en de server van de projector (waarop het indelingsgeschil betrekking heeft) ontvangt geen digitaal signaal. Er worden enkel bestanden (DCP’s, digital cinema packages) gekopieerd van het statische geheugen van de centrale server naar het statische geheugen van de server van de projector. Van “verzending” door de server naar de projector waaraan de servers is verbonden is evenmin sprake nu, naar belanghebbende desgevraagd ter zitting heeft bevestigd, geen sprake is van het “streamen” van de film naar de projector (via het mediablock).
6.3.2.
Dat voornoemd kopiëren van bestanden plaatsvindt via het ethernet-netwerk van de bioscoop, waarop de centrale server en de server van de projector zijn aangesloten, brengt niet met zich dat zij kunnen worden aangemerkt als “toestellen voor de overdracht in een kabelnetwerk of in een draadloos netwerk”. Post 8517 – voor zover deze post ziet op “apparatus for communication in a wired or wireless network (such as a local or wide area network)” – heeft betrekking op toestellen die het netwerk tot stand brengen en niet op de toestellen die vervolgens met dat netwerk worden verbonden (vgl. GS-toelichting op post 8517, onder G, opgenomen onder 4.9).
6.4.
Anders dan de inspecteur betoogt is indeling onder post 8525 (zendtoestellen voor radio of televisie met ingebouwd ontvangsttoestel) evenmin mogelijk. Zoals overwogen onder 6.3 is van “ontvangen” en “zenden” van gegevens door de servers immers geen sprake, nog daargelaten dat in casu geen sprake is van televisie, maar van cinematografie. De door de inspecteur genoemde indelingsverordening 2015/20 (zie 4.8) leidt niet tot een ander oordeel, omdat die verordening betrekking heeft op een wezenlijk ander product. Genoemde verordening betreft een toestel dat wordt gebruikt door exploitanten van kabel- of internettelevisie voor de distributie van multimediaproducten op aanvraag aan consumenten. Het toestel kan tegelijkertijd tot 2.500 streams aanbieden aan evenzovele afnemers, met een snelheid van 3,75 Mbps. Het betreft daarmee een wezenlijk ander product dan de in geding zijnde servers, die immers in het geheel geen streams verzenden en bovendien slechts zijn verbonden aan één projector.
6.5.
Gelet op al het vorenoverwogene dienen de servers te worden ingedeeld onder post 8471, in GN-onderverdeling 8471 4100.
Mediablocks
6.6.
De rechtbank heeft ook de mediablocks ingedeeld onder post 8517, in GN- onderverdeling 8517 6200 (toestellen voor het ontvangen, omzetten en zenden of regenereren van spraak, van beelden of van andere gegevens, daaronder begrepen toestellen voor de overdracht in een kabelnetwerk of in een draadloos netwerk). De inspecteur betoogt dat indeling dient plaats te vinden onder post 8543, in GN-onderverdeling 8543 7090 (andere elektrische machines, apparaten en toestellen, met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van hoofdstuk 85, zie 4.4). Belanghebbende stelt zich op het
standpunt dat de mediablocks dienen te worden ingedeeld onder post 8471, in GN- onderverdeling 8471 8000 (andere eenheden voor automatische gegevensverwerkende machines). Het Hof overweegt ter zake als volgt.
6.7.
Niet in geschil is dat de mediablocks niet kwalificeren als automatische gegevensverwerkende machine. Zij bevatten weliswaar een centrale verwerkingseenheid, maar zijn niet vrij programmeerbaar en voldoen ook overigens niet aan de in aantekening 5 A op hoofdstuk 84 gestelde voorwaarden.
6.8.
Uit de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting volgt dat het niet mogelijk is om films (DCP’s) vanaf een server te vertonen met een bioscoopprojector indien de DCP’s niet eerst met behulp van een mediablock zijn omgezet in een voor de projector bruikbare vorm. Het mediablock decodeert de DCP’s (= decryptie; het opheffen van de beveiliging),
decomprimeert deze vervolgens en zet het bestandsformaat om van JPEG2000 of MPEG2 in HD-SDI. Vervolgens brengt het mediablock watermerken aan en – indien het mediablock niet is ingebouwd in de projector – codeert het filmbestand (encryptie) alvorens het naar de projector door te geleiden.
6.9.
Belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat een mediablock uitsluitend functioneert in combinatie met een server (als bedoeld onder 6.1 tot en met 6.5). Aantekening 5 E op hoofdstuk 84 bepaalt dat machines die worden gebruikt in samenhang met een automatische gegevensverwerkende machine en die een eigen functie, andere dan automatische gegvensverwerking, vervullen, worden ingedeeld onder de post die overeenkomstig hun functie in aanmerking komt. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de mediablocks een eigen functie vervullen, te weten de beveiling van de DCP’s, maar dat deze functie niet wordt genoemd of begrepen onder enige post van hoofdstuk 85, zodat indeling dient plaats te vinden onder de restpost 8543 (elektrische machines met een eigen functie). Naar ’s Hofs oordeel is dit standpunt van de inspecteur juist. Het Hof overweegt ter zake als volgt.
6.10.
De GS-toelichting op post 8543 schrijft voor dat hetgeen met betrekking tot machines, toestellen of werktuigen met een eigen functie is bepaald in de toelichting op post 8479 van overeenkomstige toepassing is op de machines, apparaten en toestellen van post 8543 (zie 4.10). De GS-toelichting op post 8479 (zie 4.11) bepaalt – vrij vertaald – onder meer het volgende:
“(…)
Voor de toepassing van het vorenstaande worden geacht een eigen functie te hebben:
(…)
B. mechanische inrichtingen die slechts kunnen functioneren indien zij op een andere machine, een ander toestel of werktuig zijn gemonteerd of zijn opgenomen in een meer complex geheel, onder voorwaarde evenwel dat hun functie:
i. zich onderscheidt van die van de machine, het toestel of het werktuig waarop zij moeten worden gemonteerd of van die van het geheel waarvan zij deel gaan uitmaken, en
ii. geen integrerend en onscheidbaar deel vormt van de functie van die machine, dat toestel, werktuig of geheel.
(…)”
Uit de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting volgt (1) dat een mediablock enkel kan functioneren indien het is verbonden met een server, (2) dat de functies die het mediablock vervult (decoderen, decomprimeren, wijzigen bestandsformaat, aanbrengen watermerken en – bij een niet in de projector ingebouwd mediablock – encryptie) niet
kunnen worden uitgevoerd door de server en (3) dat het mediablock – naar believen van de bioscoopexploitant – óf in de server óf in de projector wordt ingebouwd. Met hetgeen is vermeld onder 2 en 3 staat vast dat de functie van het mediablock zich onderscheidt van zowel de functie van de server als de functie van de projector, zodat het mediablock geen integrerend en onscheidbaar deel vormt van de server, noch van de projector. Het mediablock kwalificeert daarmee als een “toestel met een eigen functie” in de zin van post 8543. Deze eigen functie is naar ’s Hofs oordeel gelegen in de beveiliging van de filmbestanden. Dit volgt uit de omstandigheid dat de filmbestanden versleuteld worden ingevoerd in het mediablock en het mediablock ook weer versleuteld verlaten. Dit is slechts anders indien het mediablock is ingebouwd in de projector: in dat geval verlaten de filmbestanden het mediablock onversleuteld omdat zij direct worden afgespeeld, zodat reeds om die reden is uitgesloten dat onbeveiligde filmbestanden in handen van derden kunnen komen. Anders dan de rechtbank acht het Hof die functie essentieel.
6.11.
Belanghebbende heeft betoogd dat uit de arresten Hof van Justitie 2 oktober 2008,
C-411/07 (X BV), r.o. 28 en Hof van Justitie 19 oktober 2000, C-339/98 (Peacock), r.o. 13, volgt dat van een ‘eigen functie’ enkel sprake is indien een mediablock in staat zou zijn om zonder tussenkomst van een server zijn functie te vervullen. Naar ’s Hofs oordeel volgt dit niet uit genoemde overwegingen. Daar komt bij dat indien het begrip “eigen functie” voor toepassing van de GN op de door belanghebbende voorgestane wijze zou moeten worden uitgelegd, het bepaalde in aantekening 5 E op hoofdstuk 84 – waarin ook wordt gerefereerd aan machines “met een eigen functie” – zinledig zou zijn, nu deze aantekening juist betrekking heeft op machines die in samenhang met een automatische gegevensverwerkende machine worden gebruikt.
6.12.
Belanghebbende heeft voorts een beroep gedaan op GS-tarifering 8471 80 (zie 4.12), waarin is bepaald dat een “cryptografische processor” onder GS-onderverdeling 8471 80 moet worden ingedeeld. Het betreft een cryptografische processor die een vercijferings- algoritme bevat en die verbonden is als randeenheid aan een of meer automatische gegevensverwerkende machines waarvan het opdrachten ontvangt tot het uitvoeren van voorgeprogrammeerde instructies. Zijn functie is het voorzien van de noodzakelijke gegevensbeveiligingsfuncties die anders moeten worden verricht door de software die is geïnstalleerd op de centrale (‘host’) automatische gegevensverwerkende machine; dit voorkomt dat bepaalde beveiligingsgegevens moeten worden opgeslagen in het geheugen van de automatische gegevensverwerkende machine(s).
Naar ’s Hofs oordeel is genoemde cryptografische processor een wezenlijk ander product dan een mediablock. In de eerste plaats heeft belanghebbende ter zitting in hoger beroep desgevraagd verklaard dat de servers, hoewel vrij programmeerbaar, niet in staat zijn om de taken van het mediablock uit te voeren, terwijl uit de beschrijving van de cryptografische processor blijkt dat deze gegevensbeveiligingsfuncties vervult die in beginsel ook vervuld zouden kunnen worden door sofware die is geïnstalleerd op de desbetreffende automatische gegevensverwerkende machine(s) waaraan de cryptografische processor als randeenheid is verbonden. In de tweede plaats voert een mediablock veel meer (en andere) functies uit dan een cryptografische processor, omdat het mediablock – naast decoderen en coderen (decryptie/encryptie) – ook de bestanden decomprimeert, het bestandsformaat wijzigt en watermerken aanbrengt. Een derde verschil is dat genoemde cryptografische processor na uitvoering van de opgedragen taken het resultaat teruglevert aan de computer of het netwerk waaraan het als randeenheid is verbonden, terwijl een mediablock een voor weergave door een filmprojector (van post 9007) geschikt databestand produceert. Genoemde GS-tarifering mist daarom toepassing.
6.13.
Gelet op het vorenoverwogene dienen de mediablocks te worden ingedeeld onder post 8543, in GN-onderverdeling 8543 7090.
IMS’s
6.14.
De IMS’s bestaan uit een combinatie van een server van post 8471 (zie 6.1 t/m 6.5) en een mediablock van post 8543 (zie 6.6 t/m 6.13). Aantekening 3 op afdeling XVI, waarvan de hoofdstukken 84 en 85 deeluitmaken, schrijft voor dat, voor zover niet anders is bepaald, combinaties van machines van verschillende soorten, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die een geheel vormen, worden ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex. Het Hof van Justitie heeft dienaangaande verduidelijkt dat rekening moet worden gehouden met wat voor de consument – in casu de bioscoopexploitant – hoofd‑ en bijzaak is (zie laatstelijk Hof van Justitie 20 april 2020, DHL Logistics, C‑810/18, ECLI:EU:C:2020:336, punt 27 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Het lijdt naar ’s Hofs oordeel geen twijfel dat de hoofdfunctie van een IMS niet is gelegen in het opslaan van de DCP’s op de server – deze opslag kan immers ook plaatsvinden op een ‘gewone’ server of enig ander opslagmedium –, maar op het decoderen (decrypten), decomprimeren, omzetten van het bestandsformaat, watermerken en coderen (encrypten) door het mediablock. De server staat in dienst van het mediablock en is daaraan ondergeschikt.
6.15.
Gelet op het vorenoverwogene dienen IMS’s onder dezelfde tariefpost te worden ingedeeld als de mediablocks (zie 6.13), dus onder post 8543, in GN-onderverdeling 8543 7090.
Slotsom
6.16.
De slotsom is dat het hoger beroep van de inspecteur in alle zaken gegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

7.Kosten

Het Hof vindt geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

8.Beslissing

Het Hof:
In de zaken 20/00397 tot en met 20/00403 alsmede 20/00407 (mediablocks + IMS’s):
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
  • verklaart de beroepen ongegrond.
In de zaken 20/00404 tot en met 20/00406 (servers):
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens de oordelen inzake de toegekende
vergoeding van proceskosten (€ 1.050) en griffierecht (€ 338);
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vernietigt de bti’s met de kenmerken: [kenmerk 3] , [kenmerk 2] en
- [kenmerk 1] ;
- verstaat dat de inspecteur nieuwe bti’s afgeeft met inachtneming van deze uitspraak.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter van de douanekamer,
H.E. Kostense en C.J. Hummel, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen, als griffier. De beslissing is op 28 juni 2022 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
- bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
- (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
- het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op
www.hogeraad.nl.Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.