ECLI:NL:GHAMS:2022:3396

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
23-001382-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis inzake vervoer van lachgas met vervangende strafoverweging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 4 mei 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 2000, was aangeklaagd voor het vervoeren van 44 cilinders gevuld met lachgas zonder de daarvoor geldende regels en voorschriften in acht te nemen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de overwegingen omtrent de straf vervangen door een nieuwe beoordeling. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 750,-, die kon worden omgezet in 15 dagen hechtenis. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke geldboete van € 500,- geëist, maar de raadsman van de verdachte vroeg om een straf conform deze eis, onder verwijzing naar de openheid van zaken die de verdachte had gegeven.

Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen. De verdachte had opzettelijk de voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke stoffen genegeerd en had enkel oog voor zijn eigen financieel gewin. Ondanks de openheid van zaken die de verdachte had gegeven, vond het hof dit onvoldoende om de straf te matigen. Uiteindelijk heeft het hof besloten om de geldboete van € 750,- te handhaven, als passend en geboden, en heeft het de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd. De uitspraak is gedaan door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001382-22
datum uitspraak: 24 november 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 mei 2022 in de strafzaak onder parketnummer 81-130394-21 tegen:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2000,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de overweging van de politierechter omtrent de straf vervangt door hetgeen in dit arrest is vermeld onder de kop ‘Oplegging van straf’.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 750,-, te vervangen door 15 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 750,- waarvan € 500,- voorwaardelijk.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht de verdachte te straffen conform de eis van de advocaat-generaal. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven en zijn verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft vierenveertig cilinders gevuld met lachgas vervoerd, zonder de daarvoor gestelde regels en voorschriften in acht te nemen. De bepalingen neergelegd in en krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen beogen de veiligheid te waarborgen van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Als distributeur van deze gevaarlijke stoffen is de verdachte verplicht de daarvoor gestelde voorschriften in acht te nemen en het ADR certificaat voor vervoer van gevaarlijke stoffen te behalen. Dat heeft hij opzettelijk nagelaten. Verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen geldelijk gewin. Het hof neemt in aanmerking dat de verdachte het lachgas bedrijfsmatig verspreidde en daarbij de geldende voorschriften bewust heeft genegeerd.
De omstandigheid dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven is voor het hof onvoldoende aanleiding de straf te matigen als door de advocaat gevorderd en bepleit door de verdediging.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van € 750,- passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 25 mei 2021 onder CJIB nummer [nummer01] .
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. R.D. van Heffen en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 november 2022.
mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]