ECLI:NL:GHAMS:2022:3397

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
23-001318-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis inzake overtreding van artikel 2.6 Wet wegvervoer goederen met bespreking van hoger beroep gevoerde verweren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 16 mei 2022 was gewezen. De zaak betreft een overtreding van artikel 2.6 van de Wet wegvervoer goederen door de verdachte, [bedrijf01] B.V., die werd beschuldigd van het rijden met een te zwaar beladen aanhangwagen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de eerste aanleg, waarin hij was veroordeeld tot een geldboete van € 3.700,-, waarvan € 2.200,- voorwaardelijk. Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 november 2022 heeft de verdachte betoogd dat de weging van de aanhangwagen onder onjuiste omstandigheden heeft plaatsgevonden en dat de resultaten van zijn eigen weging wezenlijk anders waren dan die van de verbalisanten.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden zoals geverbaliseerd in de processen-verbaal van de verbalisanten in overweging genomen en heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van deze processen-verbaal. De verklaring van de verdachte werd niet aannemelijk geacht. Het hof heeft vastgesteld dat de aslast van de aanhangwagen met ruim 55% was overschreden ten opzichte van de maximaal toegestane aslast, wat de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht.

De advocaat-generaal had in hoger beroep een lagere geldboete van € 1.250,- gevorderd, maar het hof heeft de ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder deze is begaan in overweging genomen en heeft besloten de eerder opgelegde straf te bevestigen. Het hof heeft de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd en het vonnis van de economische politierechter bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001318-22
datum uitspraak: 24 november 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 mei 2022 in de strafzaak onder parketnummer 96-236441-21 tegen:
[bedrijf01] B.V.,
gevestigd te [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen [naam01] namens de verdachte naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen en met dien verstande dat het hof de in hoger beroep gevoerde verweren bespreekt.

Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de door de verbalisanten uitgevoerde weging is verricht onder onjuiste omstandigheden en niet conform geldende regels. De betreffende voertuigcombinatie is op een schuin aflopende meetvloer gewogen en de gebruikte dummy-platen waren dunner dan de wiellastmeters. Daarnaast is tijdens de weging niet onder alle wielen van het trekkende voertuig een dummy-meetplatform geplaatst, ten gevolge waarvan meer massa op de voorste as van de middenasaanhangwagen is gekomen, waardoor een hefboomwerking van de aanhangwagen is ontstaan, aldus de verdachte. De verdachte stelt dat er een wezenlijk verschil zit tussen de resultaten van de door de verbalisanten uitgevoerde weging en de resultaten van een door hem direct daarna in eigen beheer uitgevoerde weging.
Het hof gaat uit van de feiten en omstandigheden zoals geverbaliseerd in het proces-verbaal economisch delict van 10 september 2021 en het aanvullend proces-verbaal van 10 mei 2022. Anders dan de verdachte ziet het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze op ambtseed en -belofte opgemaakte processen-verbaal. De verklaring van de verdachte is daarmee niet aannemelijk geworden.
Daarnaast overweegt het hof dat de verdachte met zijn in eigen beheer uitgevoerde weging, alleen een totaalweging van het samenstel van trekkend en getrokken voertuig heeft uitgevoerd. Gelet op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg is niet aannemelijk geworden dat het beladen samenstel op het moment van de in eigen beheer uitgevoerde weging nog in precies dezelfde toestand verkeerde als ten tijde van de weging door de verbalisanten. De verdachte heeft immers verklaard dat ze niet mochten doorrijden en dat de tuinaarde is overgeschept naar een andere aanhanger.
Door de meer precieze weging per wiel zoals uitgevoerd door de verbalisanten, is met name ten aanzien van de voorste as van de aanhangwagen vastgesteld dat deze te zwaar belast was. De totaal gemeten aslast kwam uit op 2.800 kilogram, terwijl een maximaal gewicht van 1.750 kilogram per as is toegestaan. In het voordeel van de verdachte en om onnauwkeurigheden bij de weging te compenseren is van de totaal gemeten aslast 80 kilogram afgetrokken alvorens de overschrijding te berekenen. Hierdoor is een gewicht van 2.720 kilogram als totaalgewicht van de voorste as vastgesteld. Dit is een overschrijding van ruim 55% ten opzichte van de maximaal toegestane aslast.
Gezien het vorengaande acht het hof het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 3.700,-, waarvan € 2.200,- voorwaardelijk.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1.250,-.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met een te zwaar beladen aanhangwagen op de openbare weg gereden. De aslast is fors overschreden, namelijk met ruim 55% ten opzichte van de maximale toegestane aslast. Hiermee heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en mogelijk schade toegebracht aan het wegdek.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 23 en 24 van het Wetboek van Strafrecht,
1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten
artikel 2.6 van de Wet wegvervoer goederen en
5.1.2, 5.18.17a en 5.18.17b van de Regeling voertuigen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 10 november 2021 onder CJIB nummer [nummer01] .
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. A.P.M. van Rijn en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 november 2022.
mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]