ECLI:NL:GHAMS:2022:3479

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
23-002244-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting na beoordeling van getuigenverklaringen en bewijsvoering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van verkrachting, gepleegd in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 januari 2005. De rechtbank had eerder een veroordeling uitgesproken, maar het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De zaak was complex, met getuigenverklaringen die 13 jaar na het feit waren afgelegd en een lange tijd tussen de gebeurtenissen en de rechtszaak. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en getuigen niet voldoende consistent en betrouwbaar waren om als bewijs te dienen. Ondanks sterke aanwijzingen dat de verdachte het feit had gepleegd, was er onvoldoende bewijs om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte schuldig was. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het tenlastegelegde feit. Het hof benadrukte de noodzaak van objectief bewijs en de terughoudendheid die moet worden betracht bij het beoordelen van getuigenverklaringen die zo lang na de feiten zijn afgelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002244-19
datum uitspraak: 8 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-180315-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1975,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juni 2021, 24 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] en de toelichting hierop door haar advocaat.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 januari 2005 te Alkmaar, althans in Nederland door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , hebbende verdachte - zijn, verdachtes penis geduwd en/of gehouden in de vagina en/of de anus, althans in het lichaam van die [benadeelde] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte, nadat hij, verdachte, een mes op het nachtkastje naast het bed had gelegd,
- ( onverhoeds) bovenop voornoemde [benadeelde] , die in dat bed lag, is gesprongen en/of
- die [benadeelde] in haar gezicht heeft geslagen en/of
- zijn, verdachtes hand(en) op de keel van die [benadeelde] heeft gezet en/of gehouden en/of
- de pyjama van die [benadeelde] heeft gescheurd en/of
- tegen die [benadeelde] heeft gezegd dat hij, verdachte [verdachte] was en dat zij, [benadeelde] hier goed voor was en/of (aldus) voor die [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, waarin/waaraan die [benadeelde] zich niet kon verzetten/onttrekken tegen/aan die handeling(en).

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing omtrent het bewijs komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Volgens de verdediging zijn de verklaringen van de aangeefster en de getuigen onvoldoende consistent en betrouwbaar om als bewijs te dienen. Hetgeen resteert levert onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op waaruit blijkt dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de verklaring van de aangeefster, de GGZ-verslagen en de getuigenverklaringen, voldoende bewijs aanwezig is om het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen te achten. Daarbij heeft de advocaat-generaal – in navolging van de rechtbank – gerekwireerd tot partiële vrijspraak van de ten laste gelegde periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004, het anaal penetreren van de aangeefster door de verdachte, het scheuren van de pyjama en het gebruik van het mes.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier volgt dat de aangeefster de avond voor de tenlastegelegde verkrachting met [naam 1] bij het zomerhuisje van [naam 2] was. Op enig moment heeft de verdachte een tegel door de ruit van het zomerhuisje gegooid en foto’s gemaakt, waarna de aangeefster met hem is meegegaan naar huis. De aangeefster heeft verklaard dat zij bij het zomerhuisje door de verdachte is mishandeld, en nadien thuis door de verdachte is verkracht. Hoewel de aangifte steun vindt in de door de rechtbank gebruikte en door de advocaat-generaal genoemde bewijsmiddelen, heeft het hof op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting niet de overtuiging bekomen dat de verdachte de tenlastegelegde verkrachting heeft begaan.
Het ontbreken van die overtuiging vloeit voort uit de volgende omstandigheden. De aangifte heeft betrekking op een feit van 17 jaar geleden. De getuigenverklaringen [naam 1] en [naam 2] die door de rechtbank als steunbewijs voor de aangifte zijn gebezigd en die ten aanzien van de tenlastegelegde verkrachting de-auditu verklaringen betreffen met de aangeefster als bron, zijn 13 jaar na het tenlastegelegde feit en na overleg met de aangeefster tot stand gekomen. De nadere getuigenverhoren bij de raadsheer-commissaris vonden pas 16 jaar na het tenlastegelegde feit plaats. Deze omstandigheden maken dat terughoudend moet worden omgegaan met die verklaringen. Daarnaast was bij de aangeefster sprake van drugs-, alcohol- en medicijngebruik in de periode van de tenlastegelegde verkrachting. Gelet hierop dient het hof eveneens terughoudendheid te betrachten ten aanzien van de verklaringen die de aangeefster heeft afgelegd. Objectieve bewijsmiddelen die in voldoende mate bijdragen aan de overtuiging dat de verdachte het ten laste heeft begaan, ontbreken in het dossier. In dat kader heeft de advocaat-generaal verwezen naar de zich in het dossier bevindende GGZ-verslagen. Deze GGZ-verslagen zijn gebaseerd op verklaringen van de aangeefster. Gelet op de hiervoor benoemde terughoudendheid ten aanzien van de verklaringen van de aangeefster, vindt dat ook zijn doorwerking in deze GGZ-verklaringen. Dat ware anders geweest als die verklaringen objectieve aanknopingspunten voor de tenlastegelegde verkrachting zouden bevatten, maar die zijn daar naar het oordeel van het hof niet uit af te leiden. In dat verband hecht het hof waarde aan de verklaring die [getuige] als getuige bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd. Deze getuige heeft bepaalde voor de zaak betekenisvolle passages in die verslagen (is tijdens de gesprekken met de getuige gesproken over seksueel misbruik; was de verdachte aanwezig bij gesprekken; indien de verdachte aanwezig was, heeft hij toen met de getuige over seksueel misbruik gesproken), geen nadere
duiding kunnen geven. Alhoewel dit zonder twijfel kan worden verklaard door het lange tijdverloop, is zonder die nadere duiding de bewijswaarde van die geschriften zodanig beperkt, dat ze niet afdoende kunnen bijdragen aan de overtuiging van het hof.
Ook vindt het hof met betrekking tot de overtuiging geen steun in het bij de aangeefster geconstateerde letsel, nu dat letsel kan zijn ontstaan door het geweld dat plaatsvond bij het zomerhuisje van [naam 2] .
Alles overziend bevat het dossier weliswaar sterke aanwijzingen dat de verdachte de tenlastegelegde verkrachting heeft gepleegd, maar die aanwijzingen zijn - ook in onderlinge samenhang bezien - niet zodanig krachtig dat het hof buiten gerede twijfel kan vaststellen dat de verdachte dit feit heeft begaan. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande behoeft het voorwaardelijk verzoek van de raadsman tot het horen van een deskundige op het gebied van herbelevingen geen bespreking.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 33.689,00, bestaande uit € 8.689,00 aan materiële schade en
€ 25.000,00 aan immateriële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.600,00, bestaande uit € 100,00 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. S.M.M. Bordenga en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van
L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 december 2022.
Mr. D. Abels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.