ECLI:NL:GHAMS:2022:3479
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verkrachting na beoordeling van getuigenverklaringen en bewijsvoering
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van verkrachting, gepleegd in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 januari 2005. De rechtbank had eerder een veroordeling uitgesproken, maar het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De zaak was complex, met getuigenverklaringen die 13 jaar na het feit waren afgelegd en een lange tijd tussen de gebeurtenissen en de rechtszaak. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en getuigen niet voldoende consistent en betrouwbaar waren om als bewijs te dienen. Ondanks sterke aanwijzingen dat de verdachte het feit had gepleegd, was er onvoldoende bewijs om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte schuldig was. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het tenlastegelegde feit. Het hof benadrukte de noodzaak van objectief bewijs en de terughoudendheid die moet worden betracht bij het beoordelen van getuigenverklaringen die zo lang na de feiten zijn afgelegd.